"Zo hoeft het voor mij niet".
Haar stem klonk moedeloos door de telefoon.
Ze had het allemaal opgesomd, de toestanden in de wereld van Belarus tot Poetin/Navalny, van Trump tot de Tilburgse voetbalsupporters, van de opwarming van de aarde ook, maar vooral had ze geklaagd over de gevolgen van Corona.
In het verre verleden was het me weleens gelukt om mensen op te beuren door ze anders tegen de dingen aan te laten kijken, door ze te laten inzien dat het weinig zin heeft om je op te winden over zaken waar je geen invloed op kunt uitoefenen
Dat was altijd 'live' geweest, de telefoon was voor mij enkel een doorgeefluik van feiten geweest.
Dus had ik het allemaal aangehoord en afgesloten met de weinig opbeurende conclusie dat veel mensen leden aan coronadepressie.
'Het zijn barre, Hoperriaanse tijden.'
Ze had niet gevraagd wat ik met dat laatste bedoelde.
De Amerikaanse schilder Edward Hopper (1882 - 1967) roept in zijn werk een droefgeestige eenzaamheid op, mensen ogen weinig gelukkig, zijn geïsoleerd zichtbaar achter ramen, alsof ze dagen in quarantaine verkeren.
Riny maakte onlangs een aantal Hopperriaanse foto's van ons huis bij invallende duisternis.
Door op de foto te klikken wordt het beeld vergroot. Zo zie je in het midden een man zitten.
Die man ben ik.
Die man houdt al een half jaar de Ander - behoudens zijn naasten - op afstand.
Die man kijkt elke avond twee afleveringen op Netflix.
Alleen in verdoving kan hij verder.