zondag 29 november 2020

Leedvermaak


Dagelijks kijk ik tegen bovenstaande ets van Aad de Haas aan, voorstellende een lijdende Christus aan het kruis terwijl twee soldaten lachend toekijken. 
Leedvermaak, plezier hebben vanwege andermans lijden.

Op de Kweekschool, tijdens een gymles, viel Willy v. N.  uit het wandrek. W. was zo'n jongen waarmee je of mot had of mee bevriend was.
Het viel me op dat zijn vrienden geschokt op hem af renden en hem overeind wilden helpen, de jongens met wie hij vaak in de clinch lag bleven op afstand ginnegappend toekijken.
Ik zag ook dat hij ruggelings vastzat aan de ijzeren pin waarmee het wandrek aan de vloer verankerd zat.
Het lachen verstomde. 
Leedvermaak kende blijkbaar haar grenzen.

Ik ben iemand geworden die leedvermaak uit de weg gaat. Zoveel als mogelijk.

Afgelopen week wordt mijn voornemen en grondhouding om niet te genieten van lijden en tegenslag van de ander stevig onder druk gezet. Het verlies van Trump en de implosie van Forum kan  ik nauwelijks meer als feiten onder ogen zien. Natuurlijk zijn die ontwikkelingen mij welgevallig, maar  de reacties van Trump en Baudet op hun verlies en tegenslag nemen zulke groteske vormen aan dat tegenstanders van hun denken niet anders kunnen doen dan in toenemende mate ervan te genieten.

De reacties van deze narcisten op hun verlies vertonen gelijkenis; het ligt aan de ander, er wordt gefraudeerd, het spel wordt niet eerlijk gespeeld, kortom van enige zelfreflectie is geen sprake. 

Ik probeer mijn leedvermaak te bestrijden door me te verplaatsen in een zekere toegenegenheid tot beiden. (Niet te verwarren met Biden).
 
Trump kreeg meer stemmen dan in 2016 en toch verliest hij, dat is toch sneu en zuur...Thierry werd in het verleden nauwelijks door de muitende partijleden tegengesproken...Trump is een echte sportman, een strijder, een volhouder...Baudet is een van de de founding fathers van Forum toch; de partij is van hem, toch...
Deze oefening in verplaatsing lukt niet, laat staan dat ze enig begrip oproepen noch empathie.
 
Mijn leedvermaak sluimert en zal weer vrolijk opflakkeren als Trump straks verder wordt ontmaskert en Forum bij de volgende verkiezingen niet meer dan een paar zetels krijgt.
   



 

zondag 22 november 2020

Opslag van een boekengek

 


In de laatste Boekenpost, het magazine voor echte boekenliefhebbers, sluit af met een oproep aan de lezers met de vraag hoe ze hun boekenbezit beheren.
Ooit legde Riny me een strategie voor om vanaf dat moment te hanteren: Eén boek erin, een ander eruit.
Ik beloofde haar daarover na te denken. Tot vandaag heb ik hierop niet gereageerd.
Wil ik wel een strategie?

Er is geen dwingende noodzaak, behalve de fronsende blik van mijn vrouw als ik weer eens een tas met boeken naar binnen hamster.
Nu de kinderen uit huis zijn hebben we ruim 900 kuub ter beschikking op de ruimte die een tafel en bed vragen na.

Ooit begonnen we in ons huis met een boekenkast in de woonkamer.


Ik nam me voor om de kast volledig te vullen met het wit van de uitgaven Privé en Open domein van de Arbeiderspers. Enkele jaren geleden besloot de uitgever om in de serie Open Domein in een ander kleur jasje te steken dan wit. Zie op bovenstaande foto hoe vanaf de eerste plank van de vierde rij van boven het wit verschiet in paars en rood. Met zo'n vier Privé Domeintjes per jaar lukt me het volledig witten nooit.
De rest van deze boekenkast is gevuld met een- en tweelaags op alfabet gerangschikte Nederlandse proza.
Voor poëzie heb ik kasten op onze slaapkamer gereserveerd.
Dus even naar boven.


Drie in een hoek geplaatste Billy's (Ikea) bieden naast poëzie onderdak aan series zoals de Schrijvers van Nu (ECI uitgaven) de Russische bibliotheek van van Oorschot en de Boekenweekgeschenken. Verder biografieën, Marten Toonderstrips en de collectie Simenon.
Kortom een elitecorps van mijn verzameling.
Voor de thrillers, voor zover niet doorgegeven is de kast op de schilderkamer gereserveerd.


 

Vertaalde romans en non-fictie - voornamelijk geschiedenis - sla ik verderop in de achterste gang op. Ook hier wordt ruimte gecreëerd eenvoudigweg door de boeken naar achteren te schuiven een een tweede rij te vormen. 


Strips zijn een ander verhaal.
Op de logeerkamer staat de sinds mijn jeugd verzamelde strips met een bijna complete Tardi verzameling.


Een klein vitrinekastje op mijn werkkamer staat vol met bundels van Lucebert en secundair werk over hem.


Verder op mijn werkkamer sociaal wetenschappelijk werk en boeken die betrekking hebben op Genealogie, Limburg en Brabant.


Tenslotte moeten we weer naar beneden, naar de garage, Daar is achterin achter schuifdeuren op maar liefs drie laags planken ruimte voor boeken die nog verwerkt moeten worden. 




Van hieruit wil het wel eens gebeuren dat ik wat naar de Kringloop breng. Als ik dat van plan ben, breng ik Riny daar uitgebreid van op de hoogte. Slechts een enkele keer ben ik de dag na het wegbrengen weer naar de Kringloopwinkel teruggegaan om spijtoptanten terug te kopen.

  



zaterdag 14 november 2020

De week van Troost, Trots en Hoop

Al jaren zoekt ons roodborstje mij bij mijn tuinwerkzaamheden op. 
Hij weet  blijkbaar dat als de tuinier bezig is met woelen er wroeten allerhande wormpjes en pissebedden bovengronds raken.
 
De eerste maal dat ik hem opmerkte - ik houd het er maar op dat het een mannetje is en dat het al jaren dezelfde betreft, aannames die beide betwijfeld kunnen worden - was na een begrafenis. 
Het lag voor de hand om er een reïncarnatie van de zojuist ter aarde bestelde vriend te zien.
Vanaf toen werd hij mijn troostborstje en ik durf hier te bekennen dat ik soms een gesprek met hem voer.

Zo heb ik vaker tegen hem gezegd even te blijven zoals hij daar zat, van onderaf schuin naar mij omhoog kijkend. 
'Ik ga even mijn fototoestel halen, want ik wil over jou in een van mijn blogs schrijven.'

Maar nooit heeft hij op me gewacht. Steeds was de vogel gevlogen. 
Hij was duidelijk cameraschuw, daar hoor je vaker over.
Tot gisteren.

Ik was begonnen aan het vervangen van het zand in de kippenren. 
Hij was de ren ingevlogen.
Er was geen wegvliegen meer mogelijk ook toen ik terugkeerde met mijn camera. Ik sloot namelijk de deur. Ondanks dat ik me een laffe verrader vond, drukte ik snel af terwijl hij wild tegen het gaas aanvloog - weg van dat glanzende oog.



Ik wist bij afdrukken al dat ik de foto's zou gebruiken voor mijn blog over week 46 van 2020, een tekst die zou gaan over troost en hoop. 
Het was immers de week van Biden en Harris, de week van het gloren van een vaccin en de week waarin  het aantal besmettingen terugliep.

Maar vanmorgen las ik in het E.D. de column van Saskia Noort "Het verlangen naar Ontlading" een tekst die ik zo graag had willen schrijven.

Maar niet getreurd, een aantal pagina's verder staat een paginagroot artikel van de hand van Mignon van Halderen, lector Thought Leadership bij Fontyshogescholen onder de titel "Campagne 'Merkwaardig' is meer dan een ludieke actie."


Een deel van het artikel

Met de actie van de Kledingbank in Eindhoven worden shirts uitgebracht met een bewerking van logo's van grote en dure merken zoals Nike, Lacoste en Adidas in resp. Niks, Lacosteveel en Adidasduur, woorden die een beetje schuren. 
Aan de campagne, waaraan Fama Volat, het bedrijf van Thomas heeft meegewerkt hebben bekende Brabanders zich in deze krant van enkele dagen geleden getoond.

In het artikel haalt van Halderen de sociale identiteitstheorie van Tajfel uit 1979 erbij en legt zelfs linken met gedachten uit het boek Homo Sapiens van Yuval Hariri.
 
De bespreking doet me denken aan de diepzinnige beschouwingen en analyses van poëzie-recensenten. Of aan de benaderingen van beelden kunst zoals in het blad KunstBeeld waarin beschouwingen worden  aangedragen die de kunstenaars zelf niet kunnen begrijpen noch bevatten.

De auteur betoogt dat de actie meer dan enkel ludiek is, de actie legt tevens bloot dat we onze identiteit vaak ontlenen aan attributies, nietszeggende symbolen zoals merkkleding auto of werk van je eega.

Marketing die wordt benaderd als poëzie en beeldende kunst!
Week 46 wordt wat  mij betreft opgerekt tot de week van Troost, Trots en Hoop.

Als vader ben een beetje trots in het besef dat deze lof niets afdoet of bijdraagt aan mijn identiteit, net zo min het feit dat sinds deze week een beroemde voetballer mijn overbuurman is. 

Geen 'claim the fame', maar een onderwerp voor deze tekst.




 

zaterdag 7 november 2020

Ontmoeting op een kerkhof

Mijn jaarlijkse gang naar de Aalster dodenakker bij de aanvang van de maand november viel dit jaar op Allerheiligen. 
De sombere maand was een dag oud.

Een rij verder dan de graven van mijn (schoon-) ouders was een man, zittend op een grafsteen, met zijn handen een pol bamboe uit de grond te wrikken.
We kwamen aan de praat en al snel werd het ons duidelijk wie we voor elkaar waren. Overbuurjongens toen we nog jong waren.

Bennie V. vertelde me dat zijn ouders onder zijn billen lagen. 
Zijn moeder als laatste van beiden gestorven in 2008 had ik goed gekend als weduwe V. 
En de rest van de familie?

Van de vier waren er nog drie in leven.
Hij vroeg of ik op de hoogte was van de dood van zijn zus Rita, gestorven in 2014 aan ALS.
Ik wist niet of ik het wist. 
Woonde ze niet in Schotland?

Het was Engeland waar ze was overleden. 
Ze had er nog haar man en twee dochters wonen.
We haalden herinneringen op. Over de contacten, over het hockeyen, over de studie en ons werk.
Al pratend werden nieuwe herinneringen opgehaald en aangescherpt.

Ik beloofde hem mijn fotoalbums na te struinen naar foto's van zijn overleden zus.
Enkele uren later bladerde ik de oude bijna uit elkaar vallende boeken door. 
Soms stond er wat tekst bij maar meestal had ik volstaan met het inplakken zonder enige toelichting.
De eerste, een elftal foto was was voorzien van alle namen.


Was dit een van de teams die ik toen trainde?

Dankzij de vermelding van namen vind ik haar  ingezoomd 




Verder kom ik een foto tegen,. duidelijk genomen op een carnavalsfeest. Het is 1965 of 1966. 
Ik was 18 of 19 jaar, studeerde aan de Kweekschool. 
Aan mijn eerste verkering was na enkele jaren abrupt een einde gekomen, mijn lief had me verruild voor haar buurman, bedrogen heette dat. Ik was woest geweest en pars pro toto werd homo homini lupus est mijn nieuwe lijfspreuk wat, zo vond ik, in het bijzonder voor alle vrouwen gold. 
Ik afficheerde me graag gehuld in zwarte coltrui als existentieel en misogyn.


Als ik de foto uit mijn album haal vind ik op de achterzijde haar naam. Alle twijfel is weggenomen. Het is mijn vroegere overbuurmeisje, enkele jaren jonger dan ik, dat zich niet had laten imponeren of wegjagen door mijn sarcastisch elitair gekletst.

(Jaren later lees ik dat Multatuli sarcasme de hoogste vorm van smart noemt) 

Ik heb lang naar de foto gekeken in de hoop dat er nog een herinnering zou opvlammen uit die periode, van die avond, van haar. 
Enkel de locatie en gelegenheid weet ik te traceren. 
De foto is genomen op een hockeyfeest gehouden in het café tegenover de Aalster kerk: café van Jan Wiegerink.

Niets maar dan ook niets, hoe hard ik ook rammel aan de poorten van vergetelheid schiet me te binnen. Nergens in mijn brein ligt verder iets van haar.
Het besef dat ze dood is, weg, voorgoed, riep bij mij, krampachtig zoekend met mijn album voor me liggend, vreemd genoeg, een gevoel van schuldig-zijn op 
Hoe makkelijk morsen we de tijd, laten we gebeurtenissen achter ons vallen als overbodige ballast.

Een jaar later zal ik op dezelfde locatie op alweer een hockeyfeest een meisje treffen, dat mijn inmiddels afgezwakt gewauwel aanhoorde en mijn lot bezegelde door me de mond te snoeren met een kus. 
Dat was Riny, inmiddels 49 jaar mijn vrouw.

Ik heb de foto's naar Ben gemaild.
Zonder commentaar.
Ik weet niet of ze hem zullen troosten.