woensdag 28 april 2010

Wiedewiet-Wiet-se


Dit had kunnen gebeuren.
Eén van de goede ideeën voor 'Wat te doen met 29 wietplanten?': geef ze aan H. te N. (België). Hij is er onwijs blij mee, weet je.
Dus vrijdagavond H. te N. gebeld.
"Hè H. Ik ga vanavond naar een verjaardagsfeest van mijn broer, woonachtig te Achel. Ik kan even doorrijden en de plantjes bij je afleveren."
Antwoord:
"Te gek man. Ik zie je verschijnen..."
Om halftien word ik net over de grenspovergang tot stoppen gemaand door een rood zwaaiend licht, dat vastzit aan de arm van een Belgische douanier.
Bestaan die nog? Dat vroeg ik me al remmend af.
Man en vrouw douanebeambten leggen door het geopend raam uit. Het gaat om een gecoördineerde actie van de Belgische en Nederlandse politie. Of ik papieren bij me heb.
Nee dus.
Ik ga naar de verjaardag van mijn broer,expliceer ik. Alsof dat het niet bij me hebben van de papieren verklaart.
De man met licht, nu in de witte modus overgezet, loopt achter de auto en gluurt in de achterbak.
"Allee da zijn toch nie...?"
Ik leg uit. Vertel over mijn vondst, waarvan ik kond deed op mijn blog. Ik geef hen het adres. Maar Lowieke en zijn Susanneke zijn niet te vermurwen.
Ik breng de nacht door in het cachot van Hamont.
Met € 500 borg weet een door Riny inderhaast opgetrommelde advocaat me de volgende dag te bevrijden.
Mijn plantjes ben ik kwijt.

Tot de zevende regel klopt het verhaal.
Dan krijgt het een andere wending.
H. zegt op het punt van vertrekken te staan. Hij komt de plantjes de volgende dag zelf ophalen in Valkenswaard.
En verder is het verhaal de volgende regels zoals het zich in werkelijkheid afspeelde.
Controle. Geen Papieren. Lowieke gluurt in de auto.
"Oh Lowieke, ik zie da'k de papers in het dashbordkastje heb liggen."
Lowieke en Suzanneke zijn content.
Ik kan doorrijden.
Aan de verjaardagsvisite vertel ik even later wat me was overkomen.
Ze zijn unaniem in hun oordeel.
"Da zou oe gauw drie dagen cachot kosten."
Een weet zelfs te vertellen dat ze in Hamont nog met stokslagen straffen.

Voor de duidelijkheid.
Ik reed niet opvallend met het afgebeelde nummerbord.
De foto kreeg ik van Wiet-se, een collega van wie het lumineuze idee H. te N. was.

Zondagavond na een weekendje Groede zie ik dat de plantjes weg zijn.
Ik wil niet weten waar ze zijn.

dinsdag 20 april 2010

Wiedewiet



x
x
x
x
x
x
x


Op de stoep en in onze voortuin worden allerhande spullen achtergelaten.
Het meest frequent is dat hondenpoep al dan niet omhuld met een plastic zakje. In dat laatste geval zijn het SWG-ers (Sociaal Wenselijk Gedragenden) die zodra de medemens uit het vizier is hun ware aard tonen: hufterigheid. Maar het moet gezegd, je kunt beter op het zakje met smurrie trappen dan meteen in de derrie zakken.

Enige jaren geleden trof ik in onze voortuin een professionele betonschaar.
Wie zoíets achterlaat heeft last van zijn geweten of is in paniek geraakt.
In de tijd van de vondst was ik een Oplettende Burger en toog met het gereedschap naar het politiebureau. Daar mocht ik het achterlaten tussen de handtasjes en de opblaasbare paarse krokodil. En ja ik zou er zeker iets van horen als vinder. Of ze mijn naam dan niet moesten noteren...?
Zo ongeveer.

Twee weken geleden was er in de nacht een doos over het hekwerk gekieperd.
Ze had nauwelijks gewicht. Erin zag ik wat afvalzakken liggen.
Ik dumpte de doos bij de stortspullen, een berg met voornamelijk bouwafval.
Gisteren was de dag dat ik goed gesorteerd - ik ben nog steeds een Bewust Scheidende Burger - de stortgang voorbereidde. Doos bij papier, afvalzakken bij plastic...
En verdorie, onderin lag een tiental verpieterde plantjes.
Bruut gedumpte plantjes.
Wie gooit zoiets weg en waarom in onze voortuin?
Bij nadere beschouwing vond ik een antwoord.
Geweten en/of paniek.
Het waren wietplantjes.

Wat doe je in zo'n geval als Goede Burger?
Ik dacht om daarover maar eens na te denken, de kwestie voor te leggen aan mijn bloglezers.
Mijn opvang is dus voorlopig.
Ik heb ze aan de rand van mijn groentetuin gezet.
Een enkele strekt na een dag al monter zijn kopje de lucht in. Voor andere vrees ik dat de grond, het water en de zorg te laat komen.
Het zijn er in het totaal negenentwintig. (Waar is nummer dertig?)
Op internet las ik zojuist dat je vijf planten voor eigen gebruik mag kweken.
Maar ik gebruik niet.
Nooit gedaan. Ik heb genoeg aan mijn gedachten om in hoger sferen te raken.

Ik ben een opvangtuinier.
Ik ben benieuwd naar de afloop.

De kwestie van de week is dus deze.
Wat moet ik aan met deze vondelingen?

Voor de eerste vijf antwoorden stel ik vijf wietplanten ter beschikking.(cmlmcreemers@onsbrabantnet.nl)
Voor de laatste vier weet ik wel een tehuis.

woensdag 14 april 2010

Pikorde op de bouwplaats






x
x
x
x
x
x
x
x

De bouw vordert gestaag.
Het is een voortdurend wachten op materialen en Theo geweest. Nu ligt de vloer erin en moeten we drie dagen wachten vooraleer we erop mogen lopen. (zie laatste foto)

Impressies van de vorderingen:
foto 1: Eindelijk zijn de dakramen afgeleverd. Het is Goede Vrijdag. Theo: "Godnondetju 135 kilo in één stuk. Bènde gij 'n bietje sterk?"
Met behulp van twee onverwijld opgeroepen ZZP-ers worden de monsters naar achteren gevoerd en vervolgens....
foto 2: "We proberen ze urst zonder lift noar boven te dauwe...."
foto 3: "Ge kent t´er veul over zegge, maor ze ligge d´er skon bè."
foto 4: 12 april; de vloerverwarming is gelegd in een ritmisch patroon.

Er zijn inmiddels veel werkers over de vloer geweest.
Wat me opvalt is een vaste orde in de hiërarchie, die tot uiting komt in zeggingskracht, het nemen van de eerste koffie, de voorrang in afspraken en het uurloon.
Onderaan aan de ladder staan de voeger en de schilder, gevolgd door de metselaar en de timmerman, daarboven de loodgieter, mastieker en electricien. Aan de top bevindt zich de vloerenlegger cq tegelzetter.

De vloertegels konden 13 april worden gelegd. 'Anders wordt het drie weken later...'
Het ware voor het behoud van de vloer logischer geweest om eerst het plafond af te timmeren, maar de specialist geniet voorrang. In de bouw en de gezondheidszorg heersen dezelfde wetten.

En waar sta ik, de upperman?
Hij zit in de allerlaagste kaste.
("Een liftje, bende gek, we proberen ut urst zonder lift")
Om toch te worden gehoord beroep ik me sporadisch op de allerhoogste trap, die van principaal, de opdrachtgever, de man die het uiteindelijk allemaal betalen moet.
Dan schenk ik voor mezelf met genoegen het eerste kopje koffie in.

dinsdag 6 april 2010

Glas


Wat is het leven waard?
Wanneer is er sprake van menswaardig leven?

Het leven is als glas schoot het door mijn hoofd, terwijl ik hem aankeek.
De schepping begint bij de glasblazers die hopen op een helderheid en sterkte, een voldoende garantie voor een lang en goed leven.
Glas, dat barst van mogelijkheden.

Aan allerhande omstandigheden blootgesteld ontstaan van lieverlee barstjes, breukjes, scheurtjes. De wereld wordt erdoor vertekend, het licht anders gebroken dan voorheen.

Eindelijk, na precies een jaar heb ik mijn oudste broer weer gezien, weer ontmoet.
5 april 2009 op de familiedag sprak ik hem voor het laatst tijdens de lunch in het restaurant van het Abbemuseum. Ik herinner me, dat hij sprak over zijn a.s. publicaties, zijn vreselijk drukke leven na zijn pensioen.
Op zijn verjaardag 9 juli - hij was 67 geworden - telefoneerden we. En weer: wat hij allemaal nog moest doen, wilde doen.

Begin december.
Het CVA mokert tegen het tot die tijd gewaande oersterke pantserglas en veroorzaakt schade.
We verkeren in het ongewisse. We moeten ons een beeld vormen op basis van talige informatie van zijn inner circle.
Hij kiest voor maximaal arbeid aan herstel, omringd door zijn wereld van geliefden in het Friese land.
Eindelijk volgt het groene licht. We kunnen op bezoek. Het is 5 april 2010.

Met Anke, Clemens en Riny anderhalf uur met hem gesproken.
Ik had als cadeau nu eens niet een boek meegenomen, want wist ik veel.
De meegenomen CD van Finse componist Rautavaara draagt de titel: Angel of Light.
Het is rustige, spirituele muziek; een beetje Pärt-achtig.
Kan nooit kwaad.

Nu zou hier een evaluatie van de ontmoeting kunnen volgen.
Haarscherpe observatie van de krassen.
Maar ik heb mijn broer gezien.
Ik zag naast tekort ook een volheid.
Iemand die gedwongen overige talenten aanwendt. Zelf noemt hij hetbedachtzaam:'genieten van het kleine'.

Hij vraagt op het einde van het bezoek of ik even meega naar zijn werkkamer.
Daar wijst hij mij de leegte aan. Zijn boeken zijn geruimd. Opruimen schept niet alleen ruimte zegt hij - hij geeft aan mijn blog te lezen - het is voor hem bovenal ontluisterend en pijnlijk.
Ik vraag naar zijn portret (zie foto).
Het is afgekeurd voor de professorengalerie, want te softe - zachte - uitstraling volgens een enkeling.
Ik kijk en zie; hij is erop gaan lijken.

Bij het afscheid staat hij geleund op Winnie, zijn lamme vlerk half over haar heen geslagen en met zijn linkse arm zwaait hij ons na in zijn hand Angel of Light.