dinsdag 28 september 2010

Ellendige kennis

Dit kan niet anders dan in opperste verwarring worden geschreven.

Het is weer raak in mijn familie.
Het K-woord is mijn zusje aangezegd.
Een oordeel waarvan de portee nader onderzocht zal worden.
Over enkele dagen weet ze meer.
Het zal een digitale uitslag zijn.

Kennis is macht zo hebben de Verlichtingsdenkers ons geleerd.
Kritische vragen leid(d)en de wetenschap verder.
De Verlichting liet de duistere wereld van de Middeleeuwen achter.
Maar niet elk weten leidt tot verlichting.
Wat heeft het individu aan voor hem fatale kennis?

We zijn gedoemd, we kunnen niet anders dan het aanhoren en - met die vreselijke agogen-term - 'ermee leren leven'.
Is de zwaarte de keerzijde van de ondraaglijke lichtheid?
Of is het hetzelfde: leven in het licht van het einde is gewoonweg ondraaglijk?

Ze hebben hun best gedaan.
Van Schopenhauer tot van Heerden ('Ben blij dat het leven geen zin heeft') heeft men geprobeerd ons voor te houden, te leven met het fatale, het fatalistisch aanvaarden.
Licht of duisternis, twee modaliteiten van hetzelfde.

Het einde van de wedstrijd zo noemt van Heerden dat. Ze komt, vroeg of laat. Te weten dat er een einde aan komt maakt de wedstrijd niet zinvol noch -loos. Het fluitsignaal komt echter meestal veel te vroeg.
Wat is dat voor een scheids, die haar de wacht aanzegt, waarschuwt, zo dadelijk zal ik voor het einde blazen?

We zullen ook met het ellendige weten moeten leven.
Die ondraaglijke zwaarte.
Is het uit laffe moedeloosheid dat ik me betrap
te bidden, ten einde raad, wanhopig, in een Middeleeuwse schemer: O Alwetende, Almachtige, Gij die de loop van onze geschiedenis kent, heb nogmaals erbarmen.

(Als Riny bovenstaande gelezen heeft, adviseert ze me de tekst voorlopig in concept te plaatsen.
"Wacht er even mee".
Kort daarop mijn zusje aan de telefoon: euforisch, geen uitzaaiingen! Het digitale dubbeltje aan de goede kant. Geen doodvonnis.
En nu, een champagneglas verder besluit ik tot publicatie. Want mijn overwegingen blijven van kracht, maar zijn goddank, gemeend, maar niet opportuun.)

dinsdag 21 september 2010

Verrassingen




Drie memorabele gebeurtenissen afgelopen week: verjaardsfeest Luca (4), verjaardag Riny (65) en de begrafenis van Huub Mertens.
In die volgorde.
Drie verrassingen.
Luca, die uitbundiger dan ik verwachtte, feestviert.(foto)
Het gezelschap dat aan Riny's kroonjaar aandacht schenkt.
De afscheidsdienst van Huub.

De laatste verrassing was het grootst.
Overrompelend zelfs.
Huub, jarenlang directeur van het KPC, in welke hoedanigheid ik veel met hem te maken heb gehad, kende ik als een betrouwbaar leverancier van onderwijsdiensten, aimabel, geestig en een aangenaam causeur. Diverse keren heb ik met hem geluncht of gedineerd na pittige onderhandelingen, een geslaagd congres of ter voorbereiding van vergeefse pogingen de oude katholieke Pabo's in Nederland onder één dak te brengen, het zgn. SKIF-in-oprichting overleg.
Hij is 62 jaar geworden.
Op mijn afscheid, 11 december 2008 - zie foto -, vertelde hij me van zijn ziekte. Een maand later nam hij afscheid van Het KPC.
Daarna ben ik hem uit het oog verloren.
Tijdens de dienst werd me duidelijk dat hij zich al die tijd bezig heeft gehouden met het vraagstuk Zijn en Tijd.
Hij heeft zijn afscheid tot op de minuut geregiseerd: teksten en muziek, het was allemaal van hem of tenminste zijn keuze.

Nooit maakte ik zo'n persoonlijke en troostrijke uitvaart mee.
Huub, een groot spiritueel denker, verdienstelijk gitarist, gevoelig voor literair poëtische teksten.
Zo kende ik hem niet.

Het afscheidsboekje is een juweel.
Omslagtekst:

Buiten ruimte en tijd
meedeinen in een rivier van pure energie
om uiteindelijk op te gaan
in een oceaan van kristallen licht

Hoogtepunt uit het boekje vind ik de door Huub herschreven tekst van het Onze Vader met o.a.
Vergeef me mijn schulden
aan mijn naasten en dus aan jou,
die ik maak door achteloosheid, onverschilligheid of onwetendheid,
waardoor ik jouw scheppingsdoel juist tegenwerk.

Een troostend samenzijn zeker, maar vooral het inzicht hoe schamel we in onze aardse ontmoetingen de gelegenheid nemen om elkaar echt te leren kennen.

En Riny's 65??
Ze was minder uitbundig dan Luca, genoot troost van hen die zich niet schuldig maakten aan achteloosheid, onverschilligheid en onwetendheid.

woensdag 15 september 2010

Vlammend

Midden op de Bebelplatz in Berlijn is onder een glazen plaat van niet meer dan een vierkante meter het indrukwekkend monument te zien van de Israëlische kunstenares Micha Ullman. Het toont een lege bibliotheek ter herdenking van de boekverbranding van 10 mei 1933, waarbij de nazi's 20.000 boeken van Freud, Tucholsky, Heine, Feuchtwanger, Kästner en van andere joodse, pacifistische, communistische en antifascistische schrijvers aan de vlammen prijsgaven.

Fik Meijer eindigt zijn erudiet en ingetogen beschouwing 'Lessen in Beschaving',Atheneum 2008, waarin hij de opkomst en de val van Athene en Rome analyseert met de volgende gedachte: " Mochten zij (Amerikanen) de lessen uit het verleden echter negeren en zich te buiten gaan aan zelfoverschatting, dan zou de Amerikaanse filosoof en dichter George Santayana (1863-1952) wel eens gelijk kunnen krijgen met zijn stelling: 'Zij die de geschiedenis niet kennen, zijn gedoemd haar te herhalen'.

De leipe loodgieter alike minidominee Jones haalde afgelopen het nieuws - samen met wiwi (witte wilders) - met zijn voornemen om op 11/09 de Koranboeken te verbranden. Hufterigheid, lompheid en ongenuanceerdheid halen nu eenmaal eerder de aandacht van de media dan hun tegendeel, beschaving. De nieuwsgaring werkt nauwelijks als waarschuwing; ze streelt particuliere aandacht en laat angst vlamzetten in haat.

Dat godsdiensten meer kapot maken dan ooit bedoeld was, dat teksten multi-interpretabel zijn, dat een paar gekken het kunnen verstieren voor een hele groep is jammer genoeg waar, maar kunnen de verspreiding van gedachten nooit belemmeren. Zelfs wiwi, die extreem voor de vrijheid van mening is, kan het verbranden van het gedachtengoed van zijn vijanden (natuurlijk) niet goedkeuren.

Er is een troost tegen trieste vlammenwerpers: het vrije gedachtengoed neemt steeds meer plaats op www., waartegen geen brand is opgewassen.

woensdag 8 september 2010

64;3;2;

Thema en titel worden meestal zittend achter de computer bedacht.
Waarover heden geschreven wordt staat al jaren vast.
Gisteren, 7 september 2010, passeerde ik de leef-tijd van mijn vader, een mijlpaal waarvoor zijn kinderen 64 jaar, drie maanden en twee dagen moeten leven.
Voor het passeren van ons'moeder haar leeftijd zijn 63 jaar, 2 maanden en 7 dagen leven vereist, een leeftijd om in de gaten te houden vooral voor haar twee dochters, waarvan een die grens al ruimschoots gepasseerd is.
Twee van de negen broers gingen mij voor.
Hoevelen zullen volgen, zullen aantonen dat onze ouders te vroeg, veel te vroeg overleden zijn?
Hadden zij pech, wij geluk? Een bewijs dat ondanks slechte genen we ouder worden?
En dan nog... uiteindelijk...gaat het om de kwaliteit en niet om de kwantiteit, iets waarover Petrus later zijn oordeel velt.

Is, nu ik geen gelijke tred heb gehouden met mijn vaders kwantitatieve leven een nieuw bewijs geleverd dat ik slechts ten dele op hem gelijk?
Hoe vaak heb ik dat moeten horen dat ik op hem lijk?
Meer dan mijn andere broers, zeker nadat ik in zijn voetsporen trad bij de benoeming als directeur van de Pabo met een rechtsvoorganger, waar hij tweeëntwintig jaar eenzelfde functie vervulde.

Genetisch hebben we een deel van de vader en een deel van de moeder.
We worden door hen beiden en door vele anderen in tweede en derde sferen gevormd.
De tijd bepaalt voorts onze keuzemogelijkheden, de snoeptrommel voor de eigen wil, die echter door de jaren heen door wetenschappers steeds meer van geringe invloed wordt geacht.

Ik heb me nooit ongemakkelijk gevoeld bij de constatering van de ander dat ik zo verdomd veel op mijn vader lijk. Want ik vond hem een goede man en zo wil ik best gezien worden.
Maar vond de ander hem een goede man?
Ernaar vragend krijg ik kwalificaties als beminnelijk, evenwichtig, trots op zijn kinderen, meer talig dan beeldend, uitgebreid in zijn betoog dat in voorbereid openbaar spreken vaak met latijnse spreuken gelardeerd werd, leunend op zijn vrouw, somber na haar dood, familiemens, jagend op diploma's en titels en zijn motto "de jeugd verdient het dat we voor haar opkomen". In het algemeen dus: een goede man.
Wat hiervan past mij? Welke van mijn kenmerken worden niet vernoemd?
Is mijn zelfkennis enigszins gelijk aan wat de ander van mij denkt?

Op de Pabo uit mijn tijd (1998- 2004) viel ik ten prooi aan een beoordelingsmethodiekvan de 360 graden feedback. Docenten, niet onderwijzend personeel en leden van het management spraken zich uit over mijn (leidinggevende) kwliteiten en hun opvattingen werden vervolgens geconfronteerd met mijn zelfbeeld. Ik herinner me dat ik me bij het noteren van mijn zelfoordeel voorzichtigheidshalve lage scores gaf.
Er kwam weinig verrassends uit; ik had, zo was het eindoordeel van de managementconsultant, een rëeel beeld van mezelf.
We namen een glas, deden een plas en het bleef zoals het was: doorgaan op de ingeslagen weg.

Ik ben nu ouder dan hij ooit.
En ja, gisteren nam ik een glas op mijn vader en deed een plas.
Ging verder zonder dat hij erbij was.

Paradox: wat had ik graag gisteren met hem het glas geheven!
Mij restte eenzaam starend mompelen in mijn Petrus-glas.
Of de Grote Eindbeoordelaar me, als mijn tijd daar zou zijn, zou willen sturen waarheen hij hij mijn vader gezonden had.