woensdag 29 januari 2014

NHOW Rotterdam, een belevenis!

De locaties van onze familiereünies volgen al jaren de carrière van neef Sander, die zijn voorlopig hoogtepunt heeft bereikt als General Manager van het NHOW Hotel in de kolos van Koolhaas op de Kop van Zuid in Rotterdam. Dit 160.000 m 2 tellende gebouw is het grootste van Nederland, zo hadden we tevoren gelezen. De natuur is er verruild voor glas, beton en glimmend staal. De hoeken staan er op 90 graden, rond is daar not-done.
De architect heeft zich ook met de inrichting van het gebouw bemoeid en hoe...
Het gaat bij een reünie natuurlijk niet om verblijf en locatie, maar om daar dit jaar aan voorbij te gaan zou dit weekend tekort doen.
We kregen kamers toegewezen op de bovenste verdieping en keken uit op Rotterdam met als icoon
zijn sierlijke Erasmusbrug.
Wat een uitzicht!!
Hieronder twee foto's vanuit onze kamer geschoten. Beter dan naar de in de spiegelwand verborgen t.v. keek je gezeten op het hippe designmeubel als een Christus en de duivel neer op dit Jeruzalem aan de Maas.

 
De kamers zijn luxe, zoals dat hoort bij een 4 sterren plus hotel. Een luxe, die we nog niet kennen, met een transparante badkamer, waar alles design en toekomst uitstraalt, met een kingsize bed die kleine gasten niet zonder problemen traploos zullen bestijgen.
 
Maar we komen hier niet voor luxe verblijf en omgeving.
De omgeving bekend van de reünie van 2012, toen Sander in het plaatselijke NH Atlanta werkte, een omgeving, die telkens weer nieuwe perspectieven opent. Dit jaar met diverse gidsen, een architect, die ons door het gebouw leidde, een ander, die ons zijn pikante verhalen vertellend voerde over de Kop van Zuid tot de SS Rotterdam, waar de lunch klaarstond en tot slot de gids van zondagmorgen in het Fotomuseum.
O ja er was nog ruimte voor eigen invulling. Enkele uren op de zaterdagnamiddag waren vrij te besteden, zo luidde het program, en ik gebruikte die samen met de organisatoren GeertJan en Jan om het Scheepvaartmuseum aan te doen en even later als waarschijnlijk laatste boekenkopers de deur van het filiaal van Polare te sluiten.

Van verre zie je de verticale stad De Rotterdam, zoals hieronder vanuit de zuidzijde gezien. In het rechter beneden blok ligt het NHOW hotel. Het geheel staat er als een  markante kolos, een onmisbare toevoeging aan de skyline van de havenstad.

Verblijf, locatie én programma, ze zijn alle natuurlijk ondergeschikt, het zijn slechts dragers van zo'n weekend, maar ze vormen niet de essentie.
Toch nog iets over de randvoorwaarden. De twee uitstekende diners en het onwaarschijnlijk klantgerichte en zorgzame personeel, dat zich er alles aan doet om elke gast het gevoel te geven dat hij uniek is. De vaardigheden oogcontact en het bij naam noemen is bij hun introductiecursus duidelijk aan bod gekomen. Zelfs in de lift vroeg Mila - ik onthoud wederzijds ook hun naam - me of alles naar wens was.

Het eerste diner op vrijdagavond wordt tussen de exquise gangen door gevuld met eindeloos gekwebbel alsof we elkaar jaren niet hebben gezien.
Het tweede diner, geserveerd in een inderhaast op onze wat provinciale wensen ingerichte board room vormt het decor voor de traditionele familieavond, waarop knusse quizzen vooraf worden gegaan van een themavoordracht. Sinds drie jaren mag dit een traditie heten.
In 2012 stond ons psychische gen 'trots' centraal, verkend aan de hand van mama's meisjesjaren. Een jaar erop gevolgd werd genische 'trouw' onderzocht aan de hand van de vriendschap van papa met ene Johan Jansen. Dit jaar benaderde ik door de beschrijving van de oorlogsjaren in Stramproy de familiale attitude 'dapperheid', met als concrete vraag of onze opa in voornoemd dorp een goede of foute burgemeester was geweest.
Het antwoord, dat kon worden opgemaakt aan de hand van een stortvloed van algemene en lokale gegevens en persoonlijke interpretaties is ook vastgelegd op het blogadres Creemersgeschiedenis.blogspot.com. De teksten zijn gebundeld in een hieronder afgebeeld kloek boek.
 
Het draait per slot om het samenzijn, samen het verblijf, de locatie, het programma ondergaan en hiermee een sfeer creërend, die onze oer-verbinding voelbaar maakt.
We waren met minder mensen dan ooit als gevolg van plotseling uitgebroken ziekten en kwalen, het lot dat ouderen vaker treft. Ik heb ze gemist, de ouderen, want op hen was mijn genaelogische uitweidingen vooral gericht, wetend dat met de jaren de belangstelling voor de roots groeit.
 
Er is eindeloos gelachen vooral om onszelf, herinneringen opgehaald en plannen gesmeed.
De evaluatie leverde zoals in vorige jaren een unaniem ' het volgend jaar weer' op.
Een geslaagde familie reünie, de twintigste inmiddels, ligt achter ons.
De top drie zal alweer moeten worden bijgesteld.


woensdag 22 januari 2014

Old Ideas voor Ben

In mijn vorige blog 'Guilty Pleasures' werd geen gewag gemaakt van het gegeven dat de muziekavond speciaal voor Ben D. gerevitaliseerd was.

Deze openingszin vraagt toelichting.
Ben D. lijdt aan Parkinsonisme en verkeert in de laatste fase van zijn leven.
Morgen gaat hij naar een hospice.
Ben heeft, ondanks zijn steeds verder afbrokkelend vermogen om te spreken, altijd genoten van muziek en van de muziekavonden. Toen plotseling de initiatiefnemer de stekker eruit trok - een handeling waarin hij inmiddels zeer bekwaam is - leek dit het einde van Bens laatste pleziertje.
Er werd besloten om door te starten met op de eerste avond Ben als centraal figuur.

Een themakeuze in het licht van de nabije dood is niet eenvoudig.
Guilty Pleasures leek het beste uit allerlei verlegen makende thema's. G.P.'s verwijzen niet naar de toekomst en het accentueren niet al te nadrukkelijk het verleden.
We zouden in opeenvolgende rondes elk drie nummers te gehore brengen.

Mijn eerste nummer leidde ik in door te melden dat ik met het thema moeite had en derhalve Google wilde raadplegen. Via een I Pad vonden we een/mijn blogtekst, die ik voorlas.

Mijn keuze voor de respectievelijke nummers  Mama, Papa en Rocky (de dood) waren keuzen voor levensthema's, tijdgebonden vertolkt, bovendien overbekend, dus onnodig om ten gehore te brengen.
Toch moesten we verder met de avond.
Muziek moest worden beluisterd.
De diversiteit was groot.
Steeds duidelijker werd het dat G.P.'s te maken hadden met de waardering/afkeuring van de ander.
Degene, die een G.P. kiest ligt dwars op de gangbare smaak.

Al jaren lig ik dwars ten opzichte van mijn omgeving in mijn waardering voor de muziek van Leonard Cohen, terwijl ik nauwelijks iets kan inbrengen tegen de tegenwerpingen.
Dus presenteerde ik uit zijn twee jaar geleden uitgebrachte album 'Old Ideas' het nummer 'Show me the Place', dat, zo had ik in Cohen's biografie 'I'm Your Man'van Sylvie Simmons  gelezen, nogal wat kritiek had ondervonden vanwege de nadrukkelijke spirituele uitstraling.
Waar is de plek na dit leven?
Ik gaf Ben de CD 'om te houden'...

Wilde ik in de tweede ronde mijn spirituele schaamte ironiseren met het presenteren van Rocky, waarin de dood niet meer is dan een gepeld ui om tranen mee te ontlokken?

De derde ronde zouden we vanwege de tijd waarschijnlijk niet halen, zo was me tevoren gezegd. Maar de nagesprekken hadden weinig tijd gevraagd omdat Ben er, ondanks microfoonversterking, nauwelijks aan deel kon nemen.
Ik zette nummer negen van Old Ideas op 'Lulleby' en leidde het in met de beschaamde ontboezeming dat dit slaaplied me ontroert door een opgeroepen emotie dat het ( de dag/ het leven) voorbij is en dat het tevens troost biedt.
Natuurlijk kan 'Lulleby' gehoord worden als een shitlied, zoals iemand hardgrondig uitgruwde.
Een evergreen G.P.?

De volgende dag zei Ben dat hij me begrepen had en Old Ideas prachtig vond.

dinsdag 14 januari 2014

Guilty Pleasures

Ik heb een uitnodiging ontvangen om deel te nemen aan een luisterclub, een variant op een leesgroep.
Waar die laatste vooral uit vrouwen bestaat, worden luistergroepen gevormd door mannen, mannen die van moderne muziek houden.
Nu houd ik meer van klassieke muziek, zoals ik ook meer van tuinieren en lezen houd, maar dat weerhoudt me niet om de uitnodiging te aanvaarden en tot dit Genootschap toe te treden.
Het thema voor de eerste bijeenkomst is, zo werd per mail meegedeeld, Guilty Pleasures.

Het thema is ontleend aan DWDD, waar Mathijs van Nieuwkerk niet alleen trends vólgt, maar die ook die ook in toenemende mate zelf ontwikkelt.
Teevee is nu eenmaal een zelfbevlekkend medium.
Je bent beroemd omdat je er vaak op verschijnt.
Wat zo'n guilty pleasure is weet Mathijs niet duidelijk te maken, maar, zo verzekert hij steeds weer 'we hebben allemaal wel zo'n guilty pleasure'. Je schijnt je ervoor te schamen om het te bekennen en je schijnt ze mee te blèren.

In de literaire wereld worden lectuur, pulp en chicklits in een hoekie gezet, in de beeldende kunst heet on-kunst kitsch.
Door de kunsten waart de laatste tijd opzichtig een anti-elitaire beweging, een uitdaging om het verschil tussen hoge en lage kunst te definiëren.

Ik mag/moet drie G.P.'s aandragen, maar stuit daarbij op grote problemen.
Schamen doe ik me bijna nooit meer en aan meezingen doe ik niet.
Mijn muzikale waardering is sterk onderhevig aan mijn humeur en stemmingen. Kitsch in muziek vind ik in de tekst en niet in de melodie.
En teksten versta ik veelal niet en/of luister ik niet naar.
Over het Nederlandstalige lied, mits luid en duidelijk gezongen, wil ik wel eens mijn mening vormen.

Zo vond ik 'Mama' van een zekere Heintje ooit ontroerend totdat ik ging meezingen. Is dit een G.P.?
En 'Papa' van Stef Bos vond ik mooi en toepasselijk, totdat mijn zoon dat ook vond. Toen had ik een probleem. Wie komt wie na de dood nu tegen?

Kitsch heet een smartlap en daarvan zijn er vele. Levensliederlijke liederen met tranen en uithalen. Een gouwe ouwe is 'Rocky' zonder cijfer van ene Don Mercedes, de Montovani onder de schlagerzangers.

Nu komt mijn grootste probleem.
Die nummers heb ik niet. Noch op vinyl, CD of iPod.
Via You Tube is dat spul niet alleen te horen, maar ook te zien.
Bij mijn luistergroepje maar eens vragen of ik via een iPad mag geepeeën.



donderdag 9 januari 2014

Herhaling als zelfcitatie

Peter Nijkamp, de Georg Clooney van de wetenschap, staat er boven het Volkrantartikel.
Een gebruinde, gezonde professor iets jonger dan ik met een ongelooflijk lange lijst van artikelen.
Daar zit een voor ons, opgegroeid met het professorale oerbeeld van de Toonderiaanse Prlwytzkofsky en eventueel de kwaadaardige Sikbok een verdacht luchtje aan.
Een geleerde heeft een bril en een baard, ook een ongezonde huidskleur hoort bij hem, want bezeten als hij is, het narcisme van een zonneaanbidder is hem vreemd. Hij heeft alleen oog voor vorsen naar de waarheid, vrouwelijk schoon laat hem koud.
Peter Nijkamp, daar zit een luchtje aan.
Hij wordt, zo lees ik in het artikel verdacht van zelfplagiaat, door hemzelf zelfcitatie genoemd. Hij zet geen aanhalingstekens om wat hij eerder beweerde.

Ojee...
Ik ben, geloof ik, geen narcist, ik heb van jongs af aan mijn neus te groot bevonden. Wel heb ik de hinderlijke gewoonte om nogal snel wereldnieuws gewetensvol op me zelf te betrekken.
Dus stelde ik me na lezing van het artikel over onze geleerde niveaman de vraag, doe ik aan zelfcitatie?
Wie veel lult loopt de kans zichzelf te herhalen.
Wie zwijgt wordt vaker voor wijs gehouden.

Ik schrijf regelmatig over wat me bezig houdt:  narcisme, zelfverrijking, middelmatigheid,  burgerlijkheid, moralisme, angsthazerij. Mijn toon is onveranderlijk: lichtjes cynisch. Ter voorkoming betrapt te worden op herhaling houd ik er vele schriftjes, boekjes en blogjes op na. Als die bronnen worden  samengevoegd dan moet er een groot touw van aanhalingstekens omheen.

Het lot van Nijkamp zal mij echter niet treffen.
Ik zoek de schijnwerpers niet op.
En wie daar in ons landje in staat, die wordt benijd en onder een loep gelegd.
De kus van Hoes en de zelfcitatie van Nijkamp.
Affaires als Buck en  Diekstra, we zijn er Stapeldol op.
Geleerde heren hebben het te hoog in hun bol.
We vullen er steeds maar weer onze media mee.
Herhaling als zelfcitatie.

woensdag 1 januari 2014

Mijn goed voornemen

Dat 'goed' voor voornemen probeert je eraan te houden, want gewone voornemens vervliegen als sneeuw voor de zon. Een korte wijle willen je geheugen en wil in een gezamenlijke optrekken er nog voor zorgen, dat je vasthoudend en standvastig bent, maar dan laat een van de twee of beide het erbij liggen.
Wil je volhouden dan moet er tenminste sprake zijn van een goed voornemen.

Ik heb een voornemen.
Ik bestempel het als een goed voornemen om het zo lang mogelijk in mijn vizier te houden.
Maar de twijfel slaat nu al toe.
Houd ik het vol?
Ik neem me nl. iets voor om over een jaar niet te doen.
Nee, nee, niet het spitse 'geen voornemens meer maken', die hebben we al eens ooit gehad en terzijde geschoven, want waarom zou je nieuwjaar vieren als je geen voornemens neemt?
Je neemt je iets voor waarmee je denkt dat jouw kwaliteit van leven verhoogd wordt.
Mijn kwaliteit van leven wordt op nieuwjaarsdag al sinds jaren vergald doordat ik er dan achter kom, dat er (weer) niets gevallen is op mijn staatslot. Mijn héél staatslot, dat ik mezelf, zoals al mijn gezinsleden al jaren met kerst cadeau doe.
De avond ervoor fantaseren we als miljonairs in spe erop los om de morning after alle hoop te zien varen. Niks geen huis in Frankrijk, Ibiza of Majorca, niks geen schenkinkje aan elkaar, gewoon verder met de AOW en pensioenuitkering.

Dus had ik vandaag zo eens gedacht om me voor te nemen me deze desillusie volgend jaar te besparen.
Geen staatslot meer.
Ik moet nog iets bedenken om het te blijven willen en te blijven herinneren. De eerste aanval op mijn wil is zojuist gepleegd: Een bedankje van de Staatsloterij, die me per mail  troost, dankt en proficiat wenst. 'Hebt U niet gewonnen, dan kunt U zich toch gelukkig prijzen met Uw steun aan goede doelen. Wij rekenen volgende keer weer op U.'
Nog zo'n 350 dagen mijn teleurstelling vasthouden!
Of flakkert tegen die tijd mijn hoop en hebzucht weer op?

Op oudjaar fantaseren we wat we met het miljoen gedaan zouden hebben als we toch een lot hadden genomen.