woensdag 28 juli 2010

Sur place

Afgelopen weekend in het a.s. huis van Thomas, Femke en kids in Oisterwijk met de eigenaren en David laminaat op de kamers van de eerste en tweede verdieping gelegd. De communicatie bleef tijdens de arbeid beperkt tot het doorgeven van lengtematen, terwijl ik het eigenlijk had willen hebben over de voorgaande stekjes, die ze bewoond hebben.

Ik woon sinds 1986 op de Gaspeldoonlaan 44, daarvoor vanaf 1973 in Waalre aan de Velddreef, waar de twee jongens geboren zijn. Wij zijn honkvast, sur place voel ik me thuis, ik, die als adolescent het adagium huldigde: 'Flexibiliteit door mobiliteit'.

Als adolescent-stagiaire van de opleiding betrok Thomas een kamer in Zaandam. Voor zijn afstudeerjaar kwam hij terug naar huis om daarna naar Amsterdam te vertrekken, waar het, volgens zijn zeggen, voor zijn branche allemaal gebeurt.
Met een aanhangwagentje werden zijn spullen naar een kamer bij ene vrouwe Chamilla gebracht, voorheen man. Het was meteen Amsterdam!
Even later vond hij een kamer - zonder hospita - aan een toplocatie: de Brouwersgracht, een stulpje, waarvan de leefruimte iets werd vegroot door vloerplaten op de zoldering te leggen.
Toen hij met Femke definitief wilde samenwonen werd een beganegrondse flat in de Packman op het nieuwe Java-eiland betrokken. Ook vrienden uit het Zuiden trokken naar deze donkere woonkolos. Een jaar later kwam daar op de vierde verdieping een aantrekkelijkere ruimte vrij. Het werd de vierde plek in Amsterdam. Ook hier verfde en timmerde ik op verzoek om een thuisgevoel te creëren.
Voor de huurprijs kon ook een eigen huis worden verworven. Op IJburg werd veel gebouwd; koop verliep via loting. Het waren andere tijden!
Uiteindelijk werd het een woning aan de Maria Austriastraat. Aan de woning werd veel eigen smaak aangebracht. Luca en Noa werden er geboren.
Maar het Zuiden trok. Ze wilden verhuizen, pendelend naar het werk in Amsterdam. Dus moest de plaats een station hebben.
Het werd Oisterwijk zo berichtte hij me tijdens het familieweekend.
Een opknapper, maak je borst maar nat, zo zei hij.
Met een zakdoek voor de mond bezocht ik even later het pand.
`Je moet er doorheen kijken´,zo jubelden ze beiden tijdens die eerste bezichtiging voor hun ouders uit.
Gelukkig vonden ze een architect en een aannemer die er ook doorheen konden kijken.
Hun Amsterdamse huis werd net op tijd verkocht; ze wonen als overbrugging in het huis van hun minder fortuinlijke buren.

Ze hebben goed gekeken, het wordt een paradijs.(zie voor foto's en vorderingen hun website: http://www.tschemermoeras.nl/)
Hun zoveelste plek op aarde.

Tijdens het lamineren ontdekte Thomas enige rijen terug een spleetje.
"Laten we het eruit halen, ik zal me er anders mijn levenlang aan ergeren."
Eindelijk sur place?

woensdag 21 juli 2010

De kleine wereld





Ik twijfel.
Ik twijfel of ik over de grote of de kleine wereld zal schrijven.
Over hoe Noa haar tweede verjaardag vierde en over G. Mensch met wie ik de overkapping aan twee zijden winddicht maakte.

De kleine Mensch of De Grote Mens uit sport of politiek.

Vragen opwerpen zoals hoever strekt sportiviteit?
Wanneer begint de verloedering?
Stoppen of aanvallen bij materiaalpech van je medestander?
Schamen Nederlander te zijn vanwege de trap van Nigel de J.

Politieke chaos in mijn hoofd.
Het volk krijgt de leiders die het verdient. Wat een volk zijn die Surinamers? Wat een volk zijn wij?
Zal Plato's pleidooi tegen de democratie me troost bieden?

Denkend over de wereld kan ik orde scheppen.
Nu groeit de grote wereld me boven het hoofd.
Ik trekt me voor een mini-vakantie terug in tuin en gezin.

Vier foto's zonder uitleg.

dinsdag 13 juli 2010

Confrontatie en weemoed



*
*
*
*
*
*
*
Femke stuurde me een foto van hun logeerpartij afgelopen weekend.

Het is zaterdagochtend vroeg.
Ik lees verder voor uit het boek 'Leven en werken van de Kabouter' van Rien Poortvliet en Wil Huygen, daar waar ik de vorige dag gebleven ben. De twee luisteren aandachtig. Soms piept Noa "eng" ten teken dat ik mijn stem moet bijstellen.
Als ik de print bekijk is mijn eerste gedachte: 'Met dit boek heb ik dertig jaar geleden mijn zonen ingewijd in het kabouterleven'.
De tweede gedachte zweeft naar een zwart/wit foto die al jaren ingelijst terzijde van de boekenkast hangt.


Aan de voeten van de man zitten twee vrolijke kinderen: mijn zonen Thomas en David. Het is 25 november 1980.
De vader, de opa heeft precies een jaar geleden zijn vrouw, moeder/oma verloren. De gebroken man leest al weken in het boek 'Elke liefde heeft zijn prijs' van ene Simmons. Hem werd gevraagd of die titel met haar dood te maken had.
Met ontkenning hield hij het verdriet op afstand.

Ik kijk weer naar de mij toegestuurde foto, zie me zitten, even oud nu als mijn vader op 25-11-1980; drie maanden later zal hij deze aarde met spoed verlaten.)
Zoom op mezelf in en stel vast: verlopen doch toegewijd.


De man van deze foto kan de kinderen niet dichterbij halen. Hij is een vriend, een speelkamaraad. Het is niet zijn, maar hun boek. Hij heeft notabene de tijd niet genomen om zich aan te kleden. De kinderen hebben de nachtkleren uitgetrokken.

Vanaf 7 september zal ik ouder zijn dan mijn vader ooit werd. Dat roept deze confrontatie tussen de twee foto's in eerste instantie bij me op.
Maar wat moet ik daar verder mee?
Ik leg de foto's naast elkaar.
Beschouw de handeling.
Wat een wereld van verschil in omgang.
Wat zijn die opa's kinderen van hun tijd!

O tijd.
Hoe zullen mijn zonen opa zijn?
Hoe graag zou ik dat willen weten!

woensdag 7 juli 2010

2 minuten

Een aantal weken geleden had ze gebeld.
Of ik voor mijn oud-collega Jan Colmbijn wilde spreken. Samen met drie anderen zouden we zijn levensloop belichten. Mij werd gevraagd om de eerste jaren na de fusie van de twee sociale academies met de HBO J - ik hoorde bij deze inboedel - te beschouwen. Dit drietal academies verbond zich vervolgens direct met het IHBO en gezamenlijk zou dit conglomeraat voortaan door het leven gaan als Hogeschool Eindhoven.
Zolang als dat duurde. De drang naar grootschaligheid was daarmee nog geenszins geluwd. De kruik Fontys liet nog op zich wachten.
Mijn beschouwing zou lopen van 1986 tot de interne verbinding van de sociaal agogische faculteit met die van de faculteit gezondheidszorg in 1990.
De periode besloeg daarmee slechts enkele jaren van Jan C.'s zevenendertig jarige loopbaan.
Maar wat voor een periode! Er gebeurde ongelooflijk veel. Voor het HBO, de Hogeschool, de faculteit, voor Jan en mij.
Ik zei 'ja' en begon met denken over de vraag hoe ik Jan in die turbulente periode tot zijn recht kon laten komen.
Langzaam groeide inhoud en vorm.
Toen kregen we een mailtje van haar. Het moest niet te lang duren allemaal.

Ik begon te schaven en te schuren.
Kort daarop een remindertje van de oganisatrice: 'Jongens hou het kort' - het waren allemaal mannen die Jan zouden toespreken - , ze dacht aan samen een kwartierje.
Dat zou per persoon een kleine vier minuten zijn.
Ik zette me aan het schrappen, oefende in het iets sneller spreken.
Toen kwam mailtje drie. Alweer met de aanhef 'Jongens'.
Er had zich nog een spreker aangemeld Zou het de hoogste baas himself zijn Marcel W., die gehoord over Jans staat van dienst?
En dat we nu nog maar twee à drie minuten hadden p.p.

'Elf minuten' is de titel van Paulo Coelho boek, de gemiddelde verblijfsduur bij de prostituee de Braziliaanse Maria. Vier maal sneller dan een zaadlozing inclusief het aan en uittrekken van de in de weg zittende kledij dus.

Ik heb haar gemaild.
Mijn opzet uit de doeken gedaan.
Dat verder strepen er niet inzat, nog sneller spreken me nog onverstaanbaarder zou maken.Dat ze wellicht het beste mij als spreker kon schrappen, dat ik het wel op schrift zou stellen, dat ik eventueel in twee minuten vertel dat deze vraag onmogelijk is.
Zeer vriendelijk mailtje terug.
Het kwam niet zo precies met die twee minuten, ze schreef dat mijn opzet veel beloofde, ze was zelfs nieuwsgierig naar mijn praatje, maar spanningsboog enzo...
Een slimme organisatrice, dat zeker.

Morgen moet het gebeuren.
Waarschijnlijk mijn laatste toespraak in de arbeidsomgeving, die Fontys heet.
Het zal mijn meest opgejaagde tekst van de talloos vele worden.