zaterdag 29 september 2018

Drie maal

Drie maal is scheepsrecht.
De derde streng maakt de kabel.
De derde man brengt de spraak an.
Maar ook
De derde man brengt de stilte an.

Wat is dat toch met drie?
Alle goede dingen in drieën is wel de meest cynische in mijn geval.

Voor de derde keer in drie weken belandde ik in het medische circuit.
De eerste maal voor het plaatsen van een stent, de tweede keer om een hardnekkige peesontsteking in mijn dij met een prednison-spuit te lijf te gaan en gisteren om mijn gehavend lijf na een scooterongeluk na te laten kijken.
Steeds popte de schuldvraag op of tenminste de vraag hoe het zo ver was gekomen en wat eraan te doen in de toekomst.

Laat ik me beperken tot gisteren.
Oude man met zijn gedachten elders, rijdt door het rood en wordt geschept door een auto. Man schijnt wonderwel en wonderschoon te koprollen, maar weet bij opkrabbelen niet meer welke dag het is, waar hij is en waar hij vandaan komt.
Hij belt, nog voor het lieve en bezorgde echtpaar dat uit de auto stapt te woord te staan, zijn vrouw op met de vraag welke dag het is.
De lichte paniek ebt geleidelijk nu hij langzamerhand greep op de tijd en de ruimte krijgt.
Hij weet het echtpaar te overtuigen dat hij op eigen kracht, dat wil zeggen op zijn zwaar beschadigde scooter naar huis kan rijden.
Thuis merken zijn vrouw en hij pas ten volle hoe en waar hij gekwetst is.
De werkzaamheid van de adrenaline, die de pijnen tijdelijk onderdrukte, vermindert nu hij in goede handen verkeert.
Bij de dokterspost is veel aandacht voor de forse bloeduitstortingen, mede veroorzaakt door de bloedverdunnende middelen die hij slikt.
De gekneusde ribben zal hij voor lief moeten nemen.
Zo zit hij een dag later verkrampt en enigszins in nevelen gehuld door de vele paracetamols achter zijn P.C woorden te geven aan het voorval.

Drie is genoeg, stelt hij vastberaden vast. De scooter gaat de deur uit en hij zal zich lokaal verder  geconcentreerd fietsend verplaatsten.
Maar of dit genoeg zal zijn om de zorgkosten te verminderen twijfelt hij.

Per slot van rekening is het ouder worden de schuld van alle drie de consulten.
Voor de komende tijd zal hij zo jong mogelijk proberen te leven.

vrijdag 21 september 2018

psychiaters

Behalve over ziekte en dood, kleiner wonen en kleinkinderen biedt het ouder worden een voedingsbodem voor een evaluatie van het ingevulde leven.
De vraag luidt of terugkijkend op het leven er keuzes zijn gemaakt, die met de kennis van nu, anders zouden zijn genomen.

Natuurlijk heeft dergelijke evaluatie weinig zin, terugdraaien kan niet en er veel van opsteken voor de toekomst is ook niet echt aan de orde, zeker als de vraag zich toespitst of je opnieuw beginnend, hetzelfde beroep zou hebben gekozen.
Toch beantwoordde ik de vraag, zij het aarzelend, en zei dat ik psychiater had willen worden.
Zijn zoals Frida Klein, het hoofdpersonage in Nicci French' dagencyclus, dat zou ik als 72 jarige achteraf wel willen.
En een enkele keer iemand redden.
Een romantische keuze dus.

Thomas had gevraagd of ik met hem en  Luca  mee wilde gaan naar het spreekuur van psychiater B., die op grond van de bevindingen van een psychologisch onderzoek van Luca al dan niet Ritalin zou voorschrijven.
De grond hiervoor was de conclusie in de rapportage dat er sprake zou zijn van  een matige vorm van ADHD met concentratieproblemen en overactief gedrag.
Voor Femke was meegaan te vermoeiend.

Thomas: En of ik tevens wat lectuur mee zou willen nemen.
Het boek over Epicurisme had hem goed gedaan.

Ik begreep wat hij bedoelde: vroeg om teksten, die houvast en troost bieden.
Mijn kasten langs struinend vulde ik de boekentas.
Naast De troost van de filosofie van Alain de Botton zat er nogal wat werk van psychiater-schrijvers in zoals dichtbundels van Vasalis, Rudger Kopland en Enquist en het tweede boekje van J.R.M. Maas 'Stenen hebben pijn', dat me ooit bij de ziekte en dood van mijn ouders jaren geleden troost had geboden.

B. bleek een ander type psychiater te zijn. Geen trooster, ook geen cynicus zoals Nederlands bekendste zielenknijper Sigmund.
Hij was een kloon van arts en patiënt.
Bij de start van het gesprek toonde hij zich de arts. Het dossier van Luca moest nog worden gelezen, waarmee de eerste vijf minuten in volkomen stilte voorbij tikten.
De ADHD-er bleef in alle rust wachten totdat B. zich tot hem zou wenden.
Maar de eerste vraag was voor mij. 'Wie bent U en waarom bent U hier?'

Hij had het rapport te snel doorgelezen en over de passage van de thuissituatie heen gelezen.
Daarna was hij nog steeds de arts met de opmerking over de werking van ritalin op de gemiddelde ADHD-er.
Dat zeggend gebeurde onder stevig snuiven, snotteren en rochelen.
Hij ontpopte zich even als belangstellende arts, zei dat ie zelf ook een ADHD-er was. Hij had als medicatie veel met zijn vader gedamd, wat tegenwoordig niet meer gebeurt!
Hij stelde Luca twee vragen waarop hij zelf  'ja' zou antwoorden.
Luca was genuanceerder.

We zaten inmiddels 10 minuten binnen, toen hij zijn conclusie gaf.
Hij aarzelde om Ritalin voor te schrijven.
'Dan zijn we klaar', concludeerde Thomas, die eerder al de aarzeling voorbij was.

Er stond duidelijk een uur voor ons ingepland, B. begon ongevraagd uit te leggen hoe ritalin werkt en gebruikte daarbij pen en papier met het volgende resultaat


daarbij woorden gebruikend als neurotransmitters, dopamine en frontale kwab.

Voor de duidelijkheid, de tekening hierboven ligt zoals hij voor ons drieën in de loop van het spreekuur voor onze ogen ontstond.
B. snotterde en tekende onverstoorbaar verder, trok een immense zakdoek tevoorschijn, toeterde daarin luidruchtig en ging weer verder.
We keken rond of er ergens een verborgen camera hing, die registreerde hoe lang we deze vertoning zouden pikken.

Het was Thomas, die een abrupt er een einde aan maakte door op te staan met de mededeling 'Geen Ritalin dus en vanavond maar een potje dammen met Luca.'

B. was duidelijk nog niet klaar met zijn college, maar gaf verbouwereerd de tekening mee.
Daarom vragen gaf het consult nog een schijn van normaliteit.



donderdag 13 september 2018

De laatste kus van de keizer

Als lezer ben ik een omnivoor.
Ik lees graag romans.
De laatste tijd verschuift de samenstelling van mijn leesstapel steeds meer richting non fictie, in het bijzonder naar de geschiedenis van de twintigste eeuw.
Ook biografieën neem ik graag ter hand, vooral die van voor mij belangrijke en/of markante figuren.

Wat ik nauwelijks lees is de combinatie van beide, de roman en geschiedenis, de historische roman.
Daarin ben ik geen uitzondering.
Wie leest er nog de historische verhalen van Vestdijk of Haasse? Mogelijk komt er een kentering in de onderwaardering van de historische roman door de door critici alom ten onzent bejubelde historische romans van Jan van Aken en het succes van de jonge Duitse auteur Daniel Kehlmann met TIJL

In de Historische Roman wordt de geschiedenis aangelengd met fictie, zoals siroop met water. Voor mij moet de scheut historie stevig zijn.
Is de roman slecht geschreven, steek ik toch iets op van de historische feitjes.

Toevallig stuitte ik op het volgende boekje


Keizer Wilhelm II heb ik altijd een intrigerend personage gevonden.
Voor mijn eerste spreekbeurt in de derde klas van de lagere school dubde ik tussen de eersten die de Mount Everest beklommen Hillary/Tensing of Kaiser Wilhelm II.
Over beide onderwerpen had het jeugdblad Joechei mooi verhaald en mijn spreekbeurt panklaar gemaakt.
Het werd de bergbeklimming.

Nu stapt Der Kaiser na 65 jaar in de kringloopwinkel alweer mijn leven binnen.
Het is een prachtig boekje. De feiten zijn een beetje aangepast, wat in het nawoord door de auteur verantwoord wordt.

Waarom ben ik zo enthousiast?
Natuurlijk is de liefde tussen het Joodse dienstmeisje en de SS officier verwarrend aandoenlijk, de karakterisering van de slimme, onberekenbare, protserige  jodenhater Wilhelm meesterlijk getypeerd, maar die ene bladzijde (116) waarin de bezoeker Heinrich Himmler bijna terloops tijdens het diner uit de doeken doet waarom en hoe Joodse kinderen, de 'onproductieven' (!)  door de nazi's vermoord worden komt als een mokerslag aan.

Himmler is nooit in Huis Doorn geweest (wel  Göring) en de keizer stierf niet in 1940, maar in 1941. Dat scheutje water was nodig voor de dramatiek en de vaart van het verhaal.
Maar de rest is geschiedenis.

En o ja de keizer hakte hout, veel hout, Zie onderstaande foto uit het boek "De keizer in beeld. De fotografie als PR-instrument,"


De keizer helemaal rechts. Kenmerkend is zijn linker arm, die 8 cm korter is dan zijn rechter.
Dat wist ik al toen ik 8 jaar was en vond het knap, dat ie desondanks bomen kon omhalen.
Nu zie ik hoe hij dat deed.
Ook de keizer was een manager.

woensdag 5 september 2018

De noodzaak van schrijven

Daar was hij weer.
De vraag.
De vraag, die gesteld wordt als je vertelt dat je schrijft.
De vraag waarom je schrijft.

In het verleden wilde ik daar nogal eens volledig, eerlijk en open over zijn.
Ik zei dan zinnen als "Dat doe ik om greep te houden op mijn leven. Door in taal vast te leggen leg ik mijn (dagelijks) leven tevens achter me. Ik kan weer vooruit. Eigenlijk ben ik een archivaris van mijn eigen leven. Schrijven is een ordeningsproces. Al schrijvend zie ik soms onvermoede verbanden."

Meestal volgt daarop de vraag waarom ik sommige van mijn schrijfsels openbaar maak.
Met een  antwoord daarop moet ik op mijn hoede zijn.
Ik kan moeilijk zeggen dat ik denk dat mijn schrijven mogelijk een ander troost biedt.
Ik ben Grunberg niet.

Toen ik enige jaren terug mijn boekje 'Een jaar in stukken', een verzameling van wekelijks opgetekende columns over mijn belevenissen als directeur van de Pabo, die ik gebundeld had, op het einde van het schooljaar aan het personeel gaf, was een docent op me afgestapt met de vraag, waarom hij dat moet lezen.

Mijn reactie betrof allereerst het woordje 'moet '.
"Het is voor en aan jou, je bent vrij ermee te doen wat je goeddunkt."

Het was een docent Nederlands, dus ging hij door met de vraag van de noodzaak van dit schrijven en van dit lezen.
Een vakgenoot reageerde: "Het is vakantie H., je hoeft niet meer zo moeilijk te doen."
Dat was nogal fors en direct geformuleerd; ik vond het wel grappig.
Maar een gevoel van onbehagen bleef hangen.
Wat is in godsnaam de noodzaak?

Wat me bevreemdt is dat zo'n vraag niet wordt gesteld bij beeldende kunst of bij muziek.
Riny krijgt als ze haar schilderijen toont nooit dergelijke reacties; mijn foto's zijn kennelijk gevrijwaard van enige noodzaak.
Voor taal gelden blijkbaar andere wetten

Daar was hij weer, de vraag waarom ik wekelijks stukjes schrijf.
Het was een goed gezelschap, vrij van pretentie en jaloezie. Dat bleek uit de ontvangst van mijn antwoord. "Ik vind schrijven leuk."

"Leuk!!"

Wat valt er meer te zeggen?