Het eerste wat ik zie door de ramen van de Hut van Mie pils als ik mijn scooter op de standaard trek is een buikdanseres die een oudere man naar de lege middencirkel van het zaaltje trekt en hem daar en plein public verleidt haar wulpse danwel cultuurverantwoorde bewegingen met haar navel na te bootsen.
Ik wacht met het betreden van de ruimte tot de oosterse dame onder mat applaus zich heeft teruggetrokken.
Ad zou 65 geworden zijn, ware het niet dat hij in 1999 plotseling overleed.
De vier kinderen, twee duo's uit zijn beide huwelijken hebben het initiatief tot deze herdenking genomen.
De oudste van de drie dochters vangt me op. "Dit zou Ad leuk hebben gevonden."
Ze doelt op mijn aanwezigheid als ook op de act van even daarvoor.
"Tja ludiek....", mompel ik.
Zou de 65 jarige Ad dit leuk hebben gevonden?
Of zou hij er even ongemakkelijk bijgezeten hebben als al die vrienden en familieleden die nu tien jaar verder en vermoeider zijn?
Bij zijn dood schreef ik een herdenkingsboekje bestaande uit veertig opgetekende herinneringen 'Ad. Herinneringen aan een vriendschap'. Het was een poging om hem te vereeuwigen, om mijn beste vriend nooit te vergeten.
Als weliswaar partieel biograaf denk ik hem te kennen.
Maar zoveel is me bij deze postume verjaardag wel duidelijk geworden. Ik ken hem vanuit een bepaald en gekleurd gezichtspunt, als Ad de leraar en mijn vriend.
Weinigen op dit feest sluiten bij mijn beelden aan. Zijn kinderen hebben het over een ver ideaal, zijn zussen over de kwetsbare man, zijn eerste vrouw over de man die haar in de steek liet.
Elk vertelt me zijn kleine steeds verder uitdovende nog herinnerde smalle deel.
Vormt de gezamenlijke herinnering van deze middag de complete Ad?
Ik kruip in mijn eentje achter de tap en bestel een witte trappist. Op een groot scherm kijkt hij me aan, duidelijk jonger dan ik die hier zit.
Ik til mijn glas op en proost op hem en neem een ferme hap van het schuim.
Ik weet het zeker.
Dit zou hij waarderen.