In de laatste De Groene van 2 februari staat een prikkelend springerig essay van Marja Pruis 'Ons veranderlijke zelf. Of: blijf je je hele leven wie je denkt te zijn?', dat raakt aan mijn blog van vorige week.
De vraagstelling: verandert het Zelf gedurende het leven of blijft het de-zelf-de.
De eerste optie impliceert maakbaarheid, de tweede vindt Pruis iets romantisch hebben.
Zoals dat gaat leidt haar 4 pagina's verkennend essay niet tot een eensluidend antwoord ondanks de vracht aan literatuur en onderzoek die ze aanhaalt.
Ik noemde haar essay springerig, waarmee ik bedoel dat ze lichtvoetig van de ene tak naar de andere tak van de vraagstelling zweeft.
Zo grijpt ze de tak van het alledaagse woordgebruik "Je bent geen spat veranderd" beet.
Alsof de ander je zo goed kent en herinnert, maar ook dat de ander je denkt daarmee gerust te stellen. Misschien wil hij zichzelf gerust stellen.
We kunnen op de oude voet gewoon verder gaan.
Pruis haalt onder andere de filosoof Joep Dohmen met zijn publicatie zijn 'Iemand zijn'.
"Hij legt de nadruk op zelfkennis als scheppende daad: waar ben ik mee bezig? Begrijp ik mijn eigen leven wel? Iemand die aan zelfzorg doet is bezig om onderweg te transformeren in een ander, beter zelf."
Dit verbindt hem - zo laat Pruis zien - aan Peter Sloterdijk (Menszijn betekent jezelf verbeteren) en Kant (Du kannst, denn du sollst), hetgeen pleit voor een Zelf dat veranderbaar is.
Het essay gaat niet in op een oorzaak of aanleiding tot verandering. Bekend is dat fysieke of psychische trauma's gedragsverandering teweeg kan brengen, die soms van permanente aard kunnen zijn.
Kan dat ook als gevolg van een piekervaring, een intense beleving of een grondig inzicht?
Woensdag 25 januari zaten Op1 aan de tafel van Carry ten Napel en Charles Groenhuizen vier moeders, wier dochters wegens ondraaglijk psychisch lijden euthanasie hadden ondergaan.
Zij hadden elk hun kind daarin ondersteund.
Ik vond het de meest indringende TV moment, dat ik ooit zag.
'Natuurlijk wil je dat je kind blijft leven.'
Ze hadden alles aangegrepen om hen op andere gedachten te brengen.
En er was veel, misschien teveel aan dat soort hulp.
Maar niets baatte.
Totdat een psychiater, die ook aan de tafel zat, hen had geconfronteerd met de vraag 'En als ze het nu echt wil?'
Elk van de vier moeders besloot naast hun dochter te gaan staan.
Er ontstond een rust, een ruimte om afscheid te nemen.
(Mijn verslag klinkt te knullig, merk ik.)
Vooral die onvoorstelbare omslag - niet meer tegenover, maar naast hun dochter, hoezeer dat tegen het moederinstinct inging - heeft me aan het denken, aan het voelen, aan beleven - staan in de wereld - gezet.
In 'In Liefde laten gaan' hebben de moeders bij elkaar steun gevonden.
Met hun verhalen hebben ze me diep geraakt alsof ik een ander was geworden.
Een ander die het niet meer zo goed weet.
Een twijfelend Zelf.