Het begrip tuin wordt gebruikt als metafoor voor het idyllische, het arcadische, het wordt zelfs gebezigd als verwijzing naar het paradijs en de hemel.
Ik deed daar ook aan mee.
In de tuin zet de mens de natuur naar zijn hand, geeft vorm aan zijn idee over hoe die natuur er uit zou moeten zien. Het is net als het huis privé, waar het eigenaren hun eigen wereld creëren, het voor het zeggen hebben. De uitdrukking van die zeggenschap is een extensie van hen zelf: romantisch of formeel, weinig of veel onderhoud, kleurrijk of monochroom, overzichtelijk of chaotisch.
De buitenwereld is achter de beslotenheid van de hortus.
In ons stekkie, op ons plekkie voelen we ons thuis, hier hoeven we niet op onze hoede te zijn. We hebben het overzicht. De gebeurtenissen zijn voorspel- en beheersbaar.
Deze visie is een illusie, die pas wordt opgemerkt als de rampen zichtbaar zijn, nadat de natuur met eigen wil tekeer is gegaan in onze cultuurdomein.
De natuurlijke oorlogsverklaring veroorzaakt aanvankelijk een moedeloosheid. Zo hard gewerkt met zoveel liefde en zie wat mollen, katten, ratten, kevers, vogels, schimmels, slakken, emelten en engerlingen veroorzaken!
Deze fase 1 is meestal van korte duur. Erin blijven steken betekent berusting, in de ander de meerdere erkennen, de regie uit handen geven. Nee, er wordt teruggeslagen met net en gif, met technologie, geluid en klem.
In fase 2 betreedt de getroffene het strijdperk. Hij zet zijn leger aan middelen in. Voor elke kwaal is wel een middel van lief biologische tot nietsontziende chemische makelij. Heeft onze overheid inmiddels een al te drastisch gif verboden, dan is de getroffene bereid zijn wapens over de grens te halen. België is niet zo flauw.
Fase 3, het beschouwen van het resultaat. Hij weet, de tuinier, dat een resultaat op korte termijn snel is behaald, maar het effect op de langere termijn verwaarloosbaar is. Een nieuwe generatie dient zich aan. Inmiddels slimmer en resistenter dan voorheen.
Toch is fase 4 voor hem ondenkbaar.
De natuur zijn gang laten gaan.
Mijn rampen dit jaar hebben een groter effect dan ooit.
De eerste plaag van Egyptische allure was die van de opmars der slakken, die het vooral voorzien hebben op jonge, kwetsbare, malse planten. Toen in de hosta's de gaten zichtbaar werden was ik eigenlijk te laat. Toch zette ik mijn leger kleinkinderen in.
Ik beloofde ze 10 cent per gevangen slak.
Met ongekende ijver zijn ze tekeer gegaan, ze hebben een gat in mijn begroting geslagen, reden waarom ik daarenboven elke avond eigenhandig expedities uitvoerde.
Deze week volgde plaag twee: emelten en engerlingen vreten aan de graswortels, waardoor het gazon geel kleurt. Erger is de ramp die vogels - van merel tot kraai - die op zoek naar de lekkernij het gazon volledig omwoelen. Tussen emelt- en kraaifase, de ondergrondse en de luchtbrigade in raapte ik honderden witte vette emelten en voerde ze aan de kippen.
Maar het kwaad was geschied. De kraai keerde terug naar zijn drie sterren restaurant met een voor mijn ogen ondraaglijk resultaat.
Ik zit nu in fase 3, maar voel me een vermoeide krijger.
De tuin als lusthof, als het arcadië van mijn dromen daar geloof ik voorlopig niet meer in.
Ten strijde in ons eigen oorlogsgebied!