maandag 17 september 2007

Geluk bij een (on)geluk

Hoe zal ik beginnen?
"Alles is relatief, ook (on)geluk?"
of
"Op 11-09, zes jaar na dato, vloog een SUV zich bijna te pletter tegen de voorkant van mijn scooter."
Ik aarzel. Want waar het op 11-09 eigenlijk om draaide was De Uitslag. Waren de cellen, die de donderdag ervoor uit Riny's borst waren gehaald een begin van een herhaling van 11-04-2001?

De dagen nadat we te horen hadden gekregen dat de foto's "iets" te zien gaven, trokken allerlei scenario's van min of meer bekende scripts voorbij. Als eenmaal het vertrouwen in het lijf is geschaad, verdwijnt de vanzelfsprekendheid van het leven. De gedachte aan haar eindigheid is, eenmaal doorleefd, voorgoed voorbij als fictie.
Je weet, voor goede medische zorg komt zorgelijkheid in de plaats. Je gaat vanzelf door de knieën en ik betrapte me op een stil gebed.
De broederlijk troost van Geer-Jan en Jacques bestond uit statistiek en waarschijnlijkheidsgegevens. Maar of je daar goed op slaapt, is toch de vraag. We probeerden ons af te leiden van het gepijns. Als je dát bewust bent, helpt het niet echt. Rationaliserend heet het dat je niet méér kunt doen dan De Uitslag af te wachten. En de tijd helpt gewoon een handje. Het wordt dag, het wordt nacht en zo wordt het vanzelf , jawel, "negen/elf".
Achteraf is alles film en o zo rap verlopen. "Ik heb goed nieuws", zei de chirurg, "kom over een jaar maar weer terug". Riny reed in de Micra huiswaarts, ik volgde met de Vespa.
Het stoplicht sprong op groen. Het kruispunt stond vol met auto's. Ik sla-omde ertussen door. Hield geen rekening met een SUV, die de stilstaande file op de verkeerde weghelft voorbij stoof. De klap, die volgde voel ik nog in mijn schouders. De hufter reed door. Ik stond hem daar verbouwereerd en wezenloos na te gapen. Toevallig passerend ambulance-personeel ontfermde zich over me. "Gaat het een beetje, mijnheer..."
"Creemers en ja, wat betekent dit nadat ik zojuist te horen heb gekregen, dat mijn vrouw geen kanker heeft?" Zoiets. Ze hebben me toen omgeven met de liefste zorg, die een oud en verward mannetje zich maar wensen kan. Ik was echter niet verward, ik zweer het je. Ik zwoer het hun. Hoe méér ik het deed, hoe bezorgder ze keken.
Het is nu bijna een week geleden. Ik voel nog steeds mijn gekwetste schouder. Met Riny heb ik een glas gedronken. In het weekend hebben we de voortent afgebroken en opgeborgen tot volgend jaar.

Geen opmerkingen: