woensdag 18 juli 2012

De boekenkast hangt vol kruisen

En nu ook Rutger Kopland, die rechts van Gerrit Komrij staat.
Daartussen het oeuvre van Kees Kooten.
Hoe zou het met van Kooten zijn?

In Komrij's De Nederlandse poëzie van de 19de en 20ste eeuw in 1000 en enige gedichten uit 1980 staan staan de geselecteerde gedichten van Komrij en Kopland dicht bij elkaar.
Slechts zijn eigen 'De dichter' vond in de bundel een onderkomen.
Bescheidenheid?
Van Kopland staan er in totaal 6 in Komrij's bundel, waaronder de evergreen 'Jonge sla' en het in rouwadvertenties veel aangehaalde 'Weggaan'.


Ik neem Koplands werk uit mijn kast.
Enkele bundels zijn gesigneerd : 'Eindhoven, maart 1994'.
Het was De nacht van het boek in de Stadsschouwburg.
Hij zat achter de bar aan een vers getapte biertje, terwijl Campert in de grote zaal voordroeg.
Ik ging naast hem gaan zitten en na enkele vriendelijke zinnen van zijn kant, durfde ik hem wat dichtbundels ter handtekening toe te schuiven.

Uit 'Geduldig gereedschap' (eerste druk 1993) las hij later die avond voor.
Ik kon meelezen:

Voordat je er niet meer zal zijn, je vertelt nog
verhalen, maar ze zijn al zo ver als een ruïne.

Voor er geen woorden meer zijn die kunnen zeggen:

deze balken droegen een dak, deze zware vlammen
waren een vuur, deze gaten waren deuren en ramen,
met uitzicht op een tuin, een wijngaard, een akker,
deze stenen waren een muur, deze plek was een huis.

Je dwaalt nog door je verhalen, al bijna alleen
nog onder die blote eeuwige hemel, al zo koud,
het waait door je kleren, wilde druiven en rozen
komen je halen, het ruikt al zwaar naar grond.

Er zijn nog woorden, maar ze gaan over de dingen
tot die er niet meer zijn, zij gaan als de tijd,
niet terug, niet voorbij, maar zoals een ruïne.

Kopland is de dichter van het grote publiek, voor verliefden en bedroefden, in eenvoudige taal beschrijft hij in verwondering de alledaagsheid.
Ilja Leonard Pfeijffer toont zich weinig onder de indruk van zijn literaire werk.
In Het geheim van het vermoorde geneuzel verzucht hij: De poëzie van Kopland is ongevaarlijk. omdat de dichter zich nergens op het spel zingt.

Kopland hoort in het rijtje Lodeizen, Andreas en Neeltje Maria Min.
Hun poëzie nodigt verliefden en bedroefden uit tot het maken van gedichtjes.
Ook ik beken imitatie, windeieren waren het.
Meer ont- dan verhulling.
Ach, 'Poëzie is geluk.' publiceerde Komrij in 2000.
Bij hem kun je daar meerdere kanten mee uit.

Ik plaats de bundels van de dode dichter terug.
Komrij's Verwoest Arcadië in de buurt:
'Loop snel verder, Verknoei je tijd hier niet met het lezen van stompzinnig proza en beroerde verzen. Wat mij betreft: aan mijn graf kun je zien wat ik ben, en wat of wie ik was, dat gaat je geen donder aan.'
De tekst bedoeld als grafschrift.

Mijn boekenkast, steeds meer, geschakelde ruïnes.

'Weggaan kun je beschrijven als
een soort van blijven'



Geen opmerkingen: