Mijn teleurstelling is nog niet geëvolueerd via onbehagen, boos naar een tomeloze woede, mijn visie wil ik nog steeds onverbeterlijk in dialoog brengen via argumentatie en nuancering.
Wat heb ik in te brengen tegen de 'we zullen ze eens een poepie laten ruiken'- stellingname? Ze, die bij doorvragen bestaat uit de elite, die ginds comfortabel op het pluche zetelt, die door vluchtelingen op te laten vangen alleen maar stemmen wil werven, de heersende kliek, dat werk naar derde wereld landen exporteert en eigen volk in de kou laat staan, leugens over opwarming van de aarde gebruikt om ons plezier anno nu te vergallen.
Debatterend is hoon is mijn deel, ik ben een rationele Neanderthaler, niet meer in het vizier van de publieke omroepen, die nu naarstig op zoek zijn naar een programmering voor de gewone man, de boze blanke burger, de teleurgestelde nationalist.
Ik zal mijn troost, heil en voeding moeten zoeken in stoffige geschriften, het populistisch geschreeuw vermijdend door twitter en facebook af te sluiten en te wachten tot het woeden van de dikke ikken is gaan liggen.
Zo zou ik kunnen denken, zo zou ik kunnen schrijven.
Wie zal het dienen, wie zal het inzicht geven?
Op 12 maart 1938, vijf jaar na het aantreden van Hitler als rijkskanselier, marcheerde het Duitse leger Oostenrijk binnen. Nationalisten trekken zich niet terug achter hun al dan niet ommuurde grenzen, maar steken die met een grenzeloos superieuritetsgevoel over op zoek naar Lebensraum und Macht.
De Weense politiek en wetenschapsfilosoof Karl Popper doceert in die tijd aan de andere kant van de wereld, in Christchurch in Nieuw Zeeland. Hij besluit een antwoord te formuleren op de brutale dictaturen van Hitler en Stalin, pleitbezorgers van gevaarlijke -ismen van hun ideologieën.
Het kost hem jaren en resulteert in een van de belangrijkste werken van politieke filosofie van de twintigste eeuw: The open society and his enemies, één van de vele dikke boeken, waarvan ik me had voorgenomen die na mijn pensionering te lezen.
Nu is de tijd daar.
Gisteren plofte de bestelde vertaling op de spreekwoordelijke deurmat.
Zowaar een kloek werk van 940 pagina's, bijna de helft bestaande uit noten.
Direct eraan begonnen. Na de inleiding van Arjen Fortuin gestart met het doorgronden van de structuur.
Popper valt soms met ongekende felheid een drietal filosofen aan: Plato, Hegel en Marx, alle drie vertegenwoordigers van het door hem genoemde historiscisme, een gesloten systeem van denken en voorspellingen van de toekomst, dat doorslaat in totalitarisme.
Op basis van de inmiddels gelezen bladzijden schat ik dat ik het boek rond het voorjaar, als het licht weet gaat schijnen, uit zal hebben.
Dan zal verslag doen van mijn mogelijk troostrijke tocht in het elite-bos.
Intussen zal ik de teevee programma's voor de gewone man met genoegen moeten missen.