zaterdag 17 oktober 2020

Melancholie in de Herfst

De grote schoonmaak in het voorjaar geldt voor binnen. 
In de huizen wordt gepoetst en geruimd. 
Het najaar is de tijd van ruimen in de tuinen. 

Genietend van het rustige herfstweer en de prachtkleuren van de bladeren, vang ik  aan met mijn grote tuinschoonmaak.



Het tuinruimen start  zoals elk jaar weer rond de herfstvakantie, met de moestuin en de kas.
Bij het in stukken knippen van de tomatenplanten overdenk ik de oogsten van afgelopen jaar. Het was een prima aardbei- en aspergejaar, maar de tomatenopbrengst kan niet anders dan matig worden genoemd.

Vaker word ik bij tuinwerkzaamheden gevolgd door ons roodborstje. 
Dit jaar is het een andere vogel die me volgt. 
Hij geeft me de gelegenheid om binnen mijn fototoestel te halen.  Nieuwsgierig en vol vertrouwen trippelt hij de lens tegemoet.



Melancholisch als ik steeds in dit jaargetijde ben, vermoed ik in mijn gezel - een lijster, een vrouwtjesmerel? -  een reïncarnatie van een verloren geliefde.
Ik denk allereerst aan mijn schoondochter. 
Gisteren twee jaar geleden in de vroege ochtend werd ik door onze oudste zoon van haar overlijden in kennis gesteld. 
Voor hoe die dagen verliepen hoef ik mijn dagboeken niet na te slaan, ik herinner me elk uur, elke minuut.

De herfst is ook de periode die door het overlijden van mijn moeder op 25 november 1979 en van mijn vader op 5 januari 1981 grijs worden omlijst.
Ik denk aan hen, vertel hen hoe het met ons gaat, wat covid 19 is en wat dat met ons doet.

Bovendien is het nu tien jaar geleden, dat mijn vanzelfsprekende leven een deuk opliep door een opname en operatie rondom mijn hart, wat vanaf die dag mijn besef een tijdelijk leven te leiden in een tweede fase deed belanden.

Denkend aan de dood, leef ik, ruim ik, peins ik. 
Het gespikkelde verenbolletje nadert me tot aan de voeten.
Wil het worden opgepakt?
 
Mijn melancholie heeft iets kinderlijks. een hunkering naar geborgenheid, naar mijn zorgeloze jeugd, toen enkel mijn grootouders van moederskant iets met de dood van doen hadden. De tijd dat ik nog durfde te spreken met de dieren.

"Wie ben jij vogeltje, wat wil je me vertellen?"

Sprakeloos hipt hij van me weg.

Geen opmerkingen: