zondag 14 november 2021

6 Landen in 8 dagen VA 1

De komende weken zal ik de vakantieverslagen doornemen en vooral onderzoeken wat het verslag toevoegt aan mijn herinneringen aan die vakantie.
Ik start met mijn oudste verslag, het verslag van een reis door België, Duitsland, Zwitserland, Oostenrijk, Duitsland, Luxemburg en via België weer naar huis, naar het ouderlijk huis in Waalre.
In acht dagen door vijf verschillende landen.

Het is het jaar 1960, van 5 tot en met 13 augustus. Voor de exacte data moest ik het verslagje erbij nemen.


Het is een onooglijke schriftje. Een aantal bladzijdes geniet in een kartonnen omslag. De tekst is rijdend in de auto - een DKW - geschreven. 
Ik zit naast mijn vader op de passagiersstoel, achterin mijn broers Bert en Piet en een vriend van mijn oudste broer: Godfried van Lieshout.

Het was mijn tweede echte vakantie. De eerste was die van het jaar ervoor, een fietstocht met Bert en Piet, een rondje Nederland: De Veluwe, Staphorst, het Sneeker Meer, via de Afsluitdijk naar Hoorn en weer terug naar de Veluwe, naar camping De Goudsberg.

In de jaren daarvoor werden de vakanties ingevuld door logeerpartijtjes bij onze grootouders of ooms en tantes en door welpenkampen en kindervakantieweken. 
In 1960 begon ik met het optekenen van de reizen,. Het eerste verslag is moeilijk te lezen door het gekriebel, veroorzaakt door het geschok van de auto.


Afgelopen week me bezig gehouden met de ontcijfering als een archeoloog met het hiërogliefenschrift.

Mijn moeder bleef thuis. 
Haar elfde kind, GeertJan was in maart geboren.
We woonden pas twee jaar in het nieuwe huis aan het Willem Smuldersplein in Aalst. 
Eerder, in januari 1959 was mijn moeder bevallen van een tweeling. Het meisje, in de herinnering van de broer onder me Francis genoemd, was bij de geboorte overleden, het jongetje Joost volgde haar twee weken later.

Die broer wist zich verder te herinneren dat mijn ouders het voornemen hadden gehad om, als Joost het zou halen, zijn naam te laten veranderen in Gerard, naar de voornaam van de toenmalige zeer geliefde  paus Johannes XXIII (1958 - 1963) Giuseppe Angelo Roncalli
Ondanks dat hun hoop vervloog, kwam de naam Gerard komt terug bij het elfde kind.

Ik wist daar niets van dat al. 
Mijn broer was in 1959 tien, ik was twaalf. 
Ik zat in het eerste jaar van het gymnasium en blijkbaar volop bezig met mezelf.

Anderhalf jaar later rijden we via België Nederland uit. Via Stramproy, het grensplaatsje waar mijn vader, Piet en ik het levenslicht zagen, een ongebruikelijk toegang naar Duitsland waar we de Rijn zouden zien met, volgens mijn vader het mooiste stadje van ons buurland: Monschau. 
Van Monschau hadden we vaker gehoord, het was een van de vaste uitstapjes van onze ouders geweest.

Ik blader door de tekst, noteer de namen van de steden, lees dat mijn vader bereid is om uit te wijken naar de Romantische Strasze met het plaatsje Rothenburg, dat volgens mijn geschiedenisleraar de mooiste stad van Duitsland is.

Ook het Bodenmeer en de waterval bij Schaffhausen worden in mijn verslag maar zuinigjes bezongen, de meeste notities zijn kale beschrijvingen van namen en getallen en niet te vergeten de vermelding van de vele regens.

We slapen in twee tenten. Mijn vader en Piet op twee veldbedden  waartussen ik op een luchtbed, in tent een, in de tweede slapen Bert en Godfried.
In de laatste avond drijven Bert en Godfried uit hun tent en slapen die nacht in de auto.

We zouden elf dagen wegblijven, maar papa had gezegd dat als het bleef regenen we vervroegd naar huis zouden keren.
En zo geschiedde.

Het herlezen van het reisverslag biedt nauwelijks een toevoeging van mijn herinnering
Hoeveel kilometer we op een dag reden, de volgorde van de steden, het voegt weinig wezenlijks toe.

De jonge schrijver probeert af en toe de stijlfiguur van de  ironie {"met een vaart van dertig kilometer per uur spuit de auto er vandoor"}, maar verder is het vooral saai, een tekst voor een aardrijkskundeboek.
Er zijn geen foto's gemaakt, we leefden in tijd van ongesteunde herinnering. 

Het meest opvallend in de tekst is het gebruik van het woord "Vader ", terwijl ik hem mijn leven lang papa heb genoemd, werd hij op papier een archaïsche genaamde vader.

Er was voor dat jongetje, die ik was, blijkbaar een eerbiedwaardige afstand tussen het gesproken en het geschreven woord.

 

Geen opmerkingen: