dinsdag 23 februari 2010

Een kleine genoegdoening



*
*
*
*
*
*

Ik heb haar gemist.
Naarmate de jaren verstrijken lees ik de overlijdensberichten nauwgezetter. Ze zeggen me ook steeds meer.
Maar die van Mariet Mertens heb ik gemist.
Waarschijnlijk stond ze tijdens een van onze reizen vorig jaar in de plaatselijke krant.
Belegen kranten wil ik nog wel eens scimmen.
Hoe ik dan van haar overlijden weet?
Afgelopen dagen weer eens bij antikwariaat Moolendijk binnengelopen. Eigenaar Fred loodste me naar de nieuwe afdeling, waar de laatst ingekochte boeken bijeenstonden. En toen zag het. Haar naam stond gedrukt op de eerste pagina van vele romans en crimi's.
Bij navraag vertelde Fred. Hoe haar man had gebeld om de boeken van zijn onlangs overleden vrouw op te halen.

Mariet was mijn eerste vaste vriendin. D.w.z. het eerste meisje dat me kuste zonder dat vooraf 'Drie maal drie is negen' (onjuist: dit moet natuurlijk zijn: 1,2,3,4,5,6,7 wie zal ik......) was gezongen.
Ik zat in de derde klas van de kweekschool, achttien jaar oud en had haar onmoet in wat nu maatschappelijk stage zou heten.
Ik gaf dansles aan werkende jongeren (!) en had op een bord van de meisjeskweek Cor Jesu een advertentie gezet, dat ik een assistente zocht, zodat ik de bij dansschool Vervuuren geleerde pasjes levensecht kon voordoen.
Mariet reageerde. Zij moest ook iets maatschappelijks doen.

Vanaf de eerste pasjes was ik gek op haar en liet dat met alle in mij sluimerende mogelijkheden merken.Ik dichtte en tekende om mijn emoties te tonen.
Mariet vroeg om mijn schrijven en tekenen te richten op de onderwerpen die zij van haar opleiding meekreeg. Ik schreef haar opstellen, maakte haar tekenopdrachten en hielp een jaar later bij diverse eindexamenwerkstukken. Zij haalde betere beoordelingen dan ik. Kortom, ik was een tot over mijn oren verliefde sukkel.
Enige besef van een balans in geven en nemen was me vreemd.
Onze relatietijd werd voornamelijk doorgebracht aan haar bureau.

Toen ze van plan was carnaval te gaan vieren in haar geboorteplaats Weert mocht ik niet mee.
Ze had het dat jaar tevoren gezien, ik miste, ondanks mijn limburgse roots het noodzakelijke carnavalsbloed. Ik was meer een kijker dan een feester.
Ik wilde, zo wierp ik tegen, mijn best doen...Maar mijn vriendin bleef bij haar standpunt. We trokken het hele jaar op, dan mocht het deze dagen eens alleen.

Ik heb die zaterdag eerst enige biertjes gedronken, heb toen de brommer van mijn vriend Flip geleend en reed naar Weert, waar ik zag hoe mijn meisje zich amuseerde met de buurman. Ze 'zwommen'!!
Ik beken...ik ben toen in de fout gegaan, ben haar kamer ingeslopen en heb in haar dagboek gelezen en vervolgens onder haar over die avond verwachtingsvolle woordjes mijn gal gespuit.
Einde verkering.

Het beeld van vrouwen, gevormd in mijn 'formatieve periode'(Mannheim 1928) bleef lange tijd inktzwart ingekleurd: "Ze zuigen je leeg, ze spugen je uit". Bij Sartre vond ik troost, hulde me veelal in een zwarte coltrui.
Over mijn vrouw- mens- en wereldbeeld werd ik een jaar later door Riny tijdens een hockeyfeest uitgehoord. Ze zei dat ik maar ten dele het gelijk aan mijn zijde had. Zo leerde ik nuances.

Toen ik Riny vertelde hoe ik haar dood op het spoor was gekomen zei ze dat ik zonder die carnaval wellicht nu weduwnaar zou zijn geweest - en mijn levenlang naïef, zo schoot het door me heen -.
De volgende dag ben ik naar Fred teruggekeerd en heb het meest sprekende boek uit haar erfenis gezocht.
Zo heb ik afscheid van haar genomen.
Het boek dat ik meenam heet Roodkapje. Vanwege de ondertiteling heb ik genomen: 'Er zijn veel slechte mannen in de wereld. Er zijn ook een paar slechte vrouwen, ik ben een van hen!'
Mijn genoegdoening, mijn kleine heimelijke genoegdoening.

Geen opmerkingen: