woensdag 20 april 2011

Subliem geluk





We dachten een onomkeerbaar besluit te hebben genomen.
Overtuigd had ik op mijn blog van 6 april wereldkundig gemaakt: we bieden onze caravan aan. De lange koude winter hadden we gebruikt om tot een overwogen besluit te komen, een rationeel besluit, een besluit waar ons tegendraadse, onvoorspelbare brein niet tegenop zou kunnen.
Het zou goed zijn, ik zou een mooie advertentie op Marktplaats zetten. "Hierbij bieden we, na er jarenlang plezier van te hebben gehad, met enige weemoed onze prachtige, trouwe Eriba Moving aan."
Maar het had geen haast.
Met mijn argument 'iets verder in het voorjaar biedt betere verkoopmogelijkheden', verschenen de eerste scheurtjes in ons kloeke besluit. Afgelopen weekend donderde het besluit definitief in elkaar.
We hadden een schitterend verblijf aan zee.

Riny zoekt schelpen alsof ze voor het eerst langs de branding loopt, ik geniet van het uitzicht met het verstilde ritme van in gelid staande strandhuisjes, van de kalme werking van de kabbelende zee, van de langsvarende vrachtboten die zwaarbeladen de Westerschelde uitvaren, van de vroege lentezon die, duizendmalen gefotografeerd, traag de zee inzakt.

Aan zee kan ik bezitloos genieten, genieten van het me klein voelen, van het ervaren van het sublieme, waar Alain de Botton in 'De kunst van het reizen' een mooie beschouwing aan besteedt.
Ik blader het boekje nog eens door en lees wat ik ooit onderstreepte. O.a. "...dat we niet alles wat machtiger is dan onszelf per se als onaangenaam hoeven te ervaren. Wat onze wil tart kan woede en wrevel opwekken, maar ook ontzag en respect. Het hangt ervan af of er iets voornaams uitgaat van het obstakel dat ons trotseert of juist iets verachtelijks en onbeschaamds."
Ik zal deze gedachte toen vooral op de mens hebben toegepast.
Nu lees ik het aan zee, voel me leeg en tevreden.

Wat heet geluk?
Hoe beter we het hebben des te ontevredener we lijken te zijn, betoogde de socioloog-onderzoeker onlangs.
De buitenwereld heeft het altijd gedaan.
De regering, de ander, het weer.

Ik voel me hier echter zeer tevreden, heb weinig meer te verlangen.
Over leven met het bezwarende bezit van een sleurhut maak ik me ook al niet meer druk.
Zij biedt ons de mogelijkheid van dit genot.

'Hij keek en zag dat het goed was.'

Ben ik op het einde van mijn levensgang eindelijk, na vele omwegen, aanbeland bij de contente mens?

Geen opmerkingen: