woensdag 23 mei 2012

'Tonio' en Ger(t)

Afgelopen week 'Tonio' uitgelezen.
Maanden geleden begonnen, had ik het terzijde gelegd toen het me teveel werd.
Nu eens niet vanwege de hoeveelheid bladzijden, die A.F.Th. kan wijden aan een voorval, dat hij zich moet herinneren, maar het was deze keer de beschrijving van het vreselijkste lot, dat ouders kan overkomen: het verliezen van hun kind, dat me naar een leespauze deed happen.
Ik herinner me, dat ik eerder boeken met eenzelfde thematiek (Leavitt, Thomesé) met haperingen las.
(Dat gold niet voor Brouwers' 'Datumloze dagen'. Daarin is de dood van zijn zoon verliteratuurd en gefictionaliseerd. Droefheid over verlies ligt verscholen achter hernieuwd contact en de mensonterende behandeling van zijn uit het oog verloren nazaat.)

Het requiem 'Tonio' kreeg onlangs de Librisprijs voor fictie, terwijl het de vraag is of het boek in deze categorie valt. Het is eerder een hyperrealistisch, hier en daar surrealistische krachttoer van de vader om zijn zoon opnieuw te scheppen: "Ook een requiem dient geen ander doel dan hem op te sporen en terug te vinden" (pag.574)
Het is hier niet de plaats om een recensie te schrijven.
Het indrukwekkende boek is gelezen.
Ik ben blij dat ik me/het hernomen heb.

Op pag. 348 word ik alsnog verrast.
Mijn lees- en schrijfvriend Ger uit Maastricht had me er eerder over gemaild: hij had een plaats gekregen in 'Tonio'.
"Maar wat betekent dat?"

Ger (of Gert) B. ken ik vanaf 1986.
Wij waren beiden directeur van een opleiding HBO Jeugdwelzijswerk; hij in Maastricht, ik in Eindhoven.
We ontmoetten elkaar maandelijks in Utrecht bij het Landelijk Overleg.

Onderweg in de trein gingen de gesprekken meestal over literatuur en boeken.
Toen hij met werken stopte, vroeg ik hem om me te helpen bij een fusie, waarbij de diverse opleidingen verbreed moesten worden tot Sociaal Pedagische Hulpverlening.

Samen zaten we in het bestuur van de beroepsvereniging Kinderverzorging en Opvoeding en het Fie van der Hoopfonds, dat een legaat beheerde ten dienste van onderzoek en opleiding op het terrein van Jeugdhulpverlening.
We stonden beiden aan de wieg van het blad SPH.
Bij mijn overstap naar de Pabo, waarbij ik het terrein van hulpverlening verwisselde voor onderwijs, raakten we elkaar uit het oog.

We schrijven elkaar regelmatig met literatuur en boeken als vaste onderwerp.

Toen hij in 1988 vrij plotseling zonder werk kwam zitten - hij maakte gebruik van de toenmalige riante 50+regeling voor HBO medewerkers - heb ik hem min of meer op een verder spoor gezet van zijn leespassie en wel om boeken te laten signeren.
Hij verzon allerhande listen om behalve de handtekening ook opdrachten van auteurs ik zijn boeken te krijgen.
Zo woonde hij een lezing van Reve bij in het auditorium van de Universiteit van Maastricht en stapte op het einde ervan pontificaal de trappen af met een plastic zak met Reve-boeken en vroeg de schrijver of hij die wilde signeren. In de regel weigerde Reve zoiets, maar hij was daar op dat moment te beduusd voor.
Gers aktie haalde de plaatselijke krant.

De oude bard Vroman, de tachtig toen al lang gepasseerd, hield hij twaalf dichtbundels voor. Vroman plaatste in elk ervan een regel, die samen een twaalfregelig vers vormden. Van emotie en wellicht ouderdom vielen de boekjes bij overhandiging op de grond. Samengeraapt kon Ger het gedicht niet meer samenstellen en heeft daar menig mailtje met de in New York wonenede dichter aan besteed, teneinde het vers te helen.

Op zijn zestigste verraste zijn vrouw Marie-Jes hem met tientallen bijdragen van schrijvers, die door haar waren benaderd ter gelegenheid van 'het bereiken van het kroonjaar van één van je meest trouwe lezers'.
Met lichte jaloezie heb ik alles ingezien, waaronder, herinner ik me, een gigantische rol met tekst en tekening van A.F.Th van der Heijden.

Op pag. 348 e.v. van 'Tonio' staat te lezen hoe de 20 euro, die Gert en Marie-Jes de schrijver zenden 'voor rozen' worden besteed aan een slingerplant om het prieeltje, waaronder Tonio enige dagen voor zijn fataal ongeluk zijn fotomeisje heeft laten poseren, minder kaal te laten ogen.

In de volgende driehonderd pagina's heb ik het fotomeisje ontmoet, heb ik het radeloze verdriet van de ouders gevoeld en vooral is me Tonio gebracht, niet tot leven maar tot mij, de lezer.

Geen opmerkingen: