Eindelijk kunnen we weer op het terras.
De terrassen waren weer met beperking open gesteld, nu de cijfers gunstig leken, maar ons terras had nog een sterke beperking: roodborstmoeder en roodborstvader vlogen af en aan naar hun nestje op de terrasstoel achter de kussens, waar zes open mondjes wachtten op voeding. (zie ook mijn blog van 24 april Een dilemma en een kwestie)
Het was niet de enige kraamkamer in onze tuin. De pimpelmezen en iets verderop de koolmezen, hielden zich aan de daarvoor bedoelde vogelkastjes.
Een paar dagen geleden was het zover.
De ouders riepen vanuit de krentenboom hun jongen om uit te vliegen.
Een voor een stapten ze op de leuning van de stoel en even later waren ze weg, richting krentenboom, waar ze misschien nog enkele vlieginstructies zouden krijgen. Verder waren ze klaar. Opvoeding voltooid. In één dag!
Klaar voor de grote vlucht.
Het borstje zal nog rood moeten kleuren.
Grijs is voorlopig veiliger.
Er waren er inmiddels vijf gevlogen.
Nummer zes was duidelijk een vogeltje met een rugzakje.
Half zo klein als zijn broertjes en zusjes, stond hij met uitwaaierende veertjes, die hem nog enig volume gaven, te wiebelen op zijn startbaan.
Daar lag ie met de pootjes omhoog te piepen om hulp.
Vanuit de krentenboom riepen de ouders.
De mens denkt te moeten helpen en pakt het beestje voorzichtig op en legt het terug in zijn wiegje, in de hoop dat de ouders zullen toeschieten met nog wat wormpjes en goede raad.
De volgende ochtend zag de mens, voorzichtig de kussens wegtrekkend, dat Benjamin het niet heeft gehaald.
Hij ruimt het nestje met de dode op.
Poetst de poep weg en gaat in de stoel zitten
Waar de mens als nesthokker doorgaans zo'n 18 jaar over doet, is dat bij deze gevleugelde dieren heel wat sneller gepiept.
Naar zwakkeren wordt in deze natuur nauwelijks omgekeken.
Het terras is weer aan ons.
.
.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten