We hebben in ons 38 jarig huwelijk drie stekken bewoond: Planetenlaan 15 in Eindhoven (flat) van '71 tot '73, Velddreef 5 in Waalre van '73 tot september '86 en van '86 tot heden Gaspeldoornlaan 44.
We zijn tamelijk honkvast, bepaald geen nomadische Hilton-hoppers. Een enkele keer komt het thema 'verhuizen' aan bot, zoals bij herijking van woonwensen. 'Stad of dorp' is een vraagstelling die een enkele keer de kop op steekt, zoals onlangs tijdens ons verblijf in Berlijn. De vraag alleen al "Zou jij in een stad willen/kunnen wonen?" bezorgt me jeuk op mijn rug. Ik kom nauwelijks aan een overweging toe. "Nee, ik wil niet weg", reageer ik dan gestoken, wil van geen voordeel van stadsbewoning weten zoals dicht bij winkels en theater, minder sociale controle enzo.
Mijn korzelige reactie luidt steevast "Horizontaal verlaat ik Gapeldoornlaan 44" waarmee ik mogelijk verhuizen als afgesloten beschouw. Ook als ze plagerig persisteert met "En als we de tuin niet meer bij kunnen houden of een van ons beiden slecht ter been? Wat moeten we trouwens met vijf kamers boven? Het huis is wel erg groot voor twee personen..." weiger ik mee te gaan in speculaties . Met een 'we zien tegen die tijd wel' rond ik af.
Soms kijk ik stiekem in de Huizenkrant, en concludeer, wil met geen ander onderkomen ruilen.
Totdat ik de advertentie zag...
Mijn eerste werkplek bij het HBO, Schoolgebouw Sint Martha aan de Jan Smitzlaan is verbouwd tot wooncomplex!
Wat een toeval!
Zou dat niet bijzonder zijn?
Waar ooit mijn werkkamer was - van '86 tot '88 bewoonde ik als studierichtingsleider van de HBO J een riant kantoor rechts onder ( zie foto boven) - straks onze woonkamer, zo hield ik Riny voor. En we wonen daar dicht bij het Stadstheater, van Abbe en het Philipsmuziekcentrum. Alsof ik altijd al een cultuurslurper was geweest; wat had ik me jaren gedepriveerd gevoeld in dat boerse Valkenswaard!
Zo togen we naar de Open Dag, nu niet van de opleiding maar van 'het riante woongenot in het comfortabel appartementencomplex in de karakteristieke villawijk.'
De buitenkant ontroerde me zeer.
Binnen een schok van blijde herkenning, die al snel omsloeg tot een complete desillusie.
Waar Harrie Crijns ooit doceerde, zou ik moeten badderen; mijn kantoor zou door de naaste buur worden bewoond en de vele markante ramen keken uit op de stadswoningen, waar ooit de gymzaal en de aula lagen. Een balkonnetje, waarop honderd ogen konden neerkijken en waarlangs de bewonersauto's ronkend de parkeergarage indoken.
Monumentenzorg, zo werd ons desgevraagd gezegd, verbood een adekwate ingeep op diefstalonveilige kozijnen. De vier meter hoge ruimtes vraten energie. Hoorde ik niet ginds een stadsbus remmen?
Hevig moest ik vervolgens hoesten toen ik me bewust werd van een noodzakelijke reductie van mijn boekenbelt tot zo'n kleine 10 procent.
Woordenloos keken we elkaar aan.
De makelaar zag onze tanende belangstelling, toonde zich optimist en gaf ons verdere documentatie in de vorm van een gelikte brochure.
Terugrijdend naar Valkenswaard was het stil in de auto.
Ik zweeg beschaamd. Van mijn enthousiasme was niets meer over. We hadden tuinwerk even laten rusten voor dit Open Huis: een verloren middag...
Berouwvol keek ik opzij naar Riny die kort samenvatte:
"Geen romantische nostalgie meer en voorlopig geen andere bewoning..."
De volgende dag diende ik bij Bouwzaken Valkenswaard een tekening in voor een overdekt terras.
Aan de Gaspeldoornlaan 44!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten