Deze, inmiddels 240-e Gaspeltuinblog, geeft, zoals immer, uiting aan wat me zoal de laatste week beroert. En zoals altijd is het thema een selectie uit meerdere mogelijke onderwerpen.
Voor week 31 van het jaar 2011 kies ik voor poëzie.
Aanleiding is een gedicht dat ik twee dagen geleden van een vriend ontving, het gedicht 'Teken' van Gerrit Krol uit 1967 om me te attenderen dat de dichter op 1 augustus 2011 de leeftijd van 77 jaar had bereikt, 'een heiliger leeftijd valt na 100 jaar niet te bereiken' luidde vriends' begeleidende tekst.
Sinds jaar en dag ligt naast op mijn nachtkastje één of meerdere dichtbundels. Ze dienen als een mentaal slaaptablet. Nu ligt daar 'Het violette uur' van Pieter Boskma, opengeslagen bij 'Wie gelijk heeft' uit het deel 'Nader tot nu'.
Gisterenavond in slaap gevallen na lezing van:
Ik geef toe dat ik een redelijk onmogelijk mens ben.
Kwaad om niks en alles als een ochtendlijke dronkaard,
dan weer uitgelaten om een gril of trivialiteit, smijt ik
heel wat dagen stuk van wie mij liefheeft of haat.
Ik ben, zo weet ik nog weggedreven op associaties van flarden uit andere gedichten, zoals 'Voor wie mij liefheeft' van Neeltje Maria Min - was die bundel niet rond 1967 verschenen? - en uit 'Nader tot U' het gedicht 'Herkenning' dat ik in die dagen van weleer placht te declameren op feestjes en partijen.
Mijn eerste voordrachten waren al in mijn basisschooltijd met 'Boerke Naas' en 'Sebastiaan de spin'.
Ik oefen die teksten van weleer, strand na enkele strofen.
Later in de middelbare schooltijd schreef ik gevoelige teksten op het behang boven mijn bureautje in het ouderlijk huis: Constantijntje, aardig kleintje, maar ook Marsmans' Geef me een mes en Nijhofs Moeder. Die hoorde bij mijn repertoire om indruk te maken op de meisjes, hetgeen nimmer tot een verovering leidde. Muziek van de Kinks, Stones en Beatles onderbrak veelvuldig mijn gedeclameer.
Op de Kweekschool stond ik nog tweemaal op het podium. Op verzoek van de door mij bewonderde mijn leraar nederlands droeg ik in een uiterst langzaam tempo 'Scheppinkje' van Leo Vromans voor, terwijl ik veel liever iets van Hans Lodeizen had voorgedragen zoals
Zei ze...
deze oude vieze wereld
die kun je gerust weggooien:
de romantiek van
uilskuikens
Een tweede keer beklom ik het podium.
Het was toch nog 1967 geworden.
Ik droeg veel zwart, de zaal luisterde steeds slechter en door het geroezemoes klonk mijn tekst 'Verdediging van de vijftigers'. Ik begreep er weinig van, maar vond een tekst als
wanneer gij blake rimbaud of baudelaire leest;
hoort, door onze verzen jaagt hun heilige geest:
de blote kont der kunst te kussen onder uw sonnetten en balladen
ertoe doen, uitdagend om te zeggen.
Ze konden me wat, die oude garde!!
Toen een jaar later de revolutie tegen die oude garde daadwerkelijk uitbrak had ik als leraar op de LOM school de verantwoordelijk genomen voor een vijftiental geknakte en beschadigde kinderen, had bovendien verkering aan een meisje, dus had de toekomst mij getemd.
Ik studeerde pedagogiek in plaats van nederlands, mijn liefde voor de poëzie sluimerde voort in sporadische aankopen van bundels Lucebert, bij voorkeur 1-e drukken. Nu sieren ze mijn boekenkast; declameren deed ik niet meer sindsdien.
Vorige week tijdens dagen van existentiële vragen, weer eens een bundel troost gekocht. Het was de flaptekst, die me verleidde:
"Het zoeken naar balans tussen melancholie en extase, het eigentijdse en het eeuwige, de liefde en de dood, levert een louterende reis door het hectische moderne leven op. En waar anders kan deze reis eindigen dan in de door Boksma zo vaak bezongen Hollandse duingebieden, waar de dichter enigszins kan berusten in de onvermijdelijke tragedies van het bestaan, maar ook een nieuw elan vindt om 'de strijd die allen strijden maar niemand wint' met opgeheven hoofd voort te zetten."
'Het violette uur' begeleidt me naar mijn slaap.
Op weg naar 77.
PS.
Aan Breivik, Wilders en c.s.: deze tekst mag enkel leiden tot de aanschaf en het lezen van poëzie!
Geen opmerkingen:
Een reactie posten