Het waren slechts drie dagen.
Na Zoë's verjaardagsbrunch afgelopen zondag en vóór de Wmo-raad vergadering van donderdag hebben we van het na-zomerse weer genoten aan de Zeeuws-Vlaamse kust.
Ondanks dat deze voorheen zo rustige kustlijn in rap tempo volgebouwd wordt met vakantiehuizen, nu aan de Belgische kust bij Knokke geen bouwplekkie meer vrij is, was het er heerlijk toeven tussen een populatie met een gemiddelde leeftijd van zeventig.
We hoeven niets, het land is ons bekend en de zon is er niet om te bruinen maar om in te dommelen als de ogen moe worden van de thrillerletters.
De na-zomer, de aanloop naar de herfst past ons zo goed. Het lijkt nog lang voordat de kou definitief onze botten zal veroveren.
We hebben er een nieuwe haven ontdekt, een baken op het land, een plek vanwaar de wereld overzichtelijk lijkt, een onbeweeglijk schip op een hoge duin.
We hebben daar een tijd gezeten, naar de verte getuurd, Ons afvragend of ginds achter het water, toch weer land ligt?
Af en toe schoof een vrachtschip op weg naar Antwerpen door ons blikveld. Maar als je wacht gaat alles voorbij.
's Avonds ben ik nog eens naar die plek gefietst. Gewoon om er weer te zitten, terwijl het langzaam donker wordt, me afvragend of ik bang voor de volledige duisternis zal zijn.
Om de tijd te vangen neem ik nog een paar foto's.
Nu ik ze op mijn computerscherm zie, dringt het besef tot in mijn botten door dat de tijd vliegt.
Het is Gerrit Kouwenaar niet gelukt haar poëtisch te bevriezen.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten